vrijdag 27 maart 2015

Vóór of tegen ‘God’: waarom je druk (moeten) maken over een irrelevantie? Over de seculiere samenleving onder hoogspanning, en hoe verder


Vergeleken met enkele decennia geleden gaat het gesprek weer opvallend vaak over ‘God’ en omstreken. Welke kant gaat het op? Hoe dwingend gaat het worden om over 'God' te moeten nadenken?

Het zou interessant zijn om kranten van zeg 30 jaar geleden te vergelijken met die van nu op godsdienstgerelateerde berichten. Drie decennia geleden werd het heersende discours bepaald door de tegenstelling tussen kapitalisme en het 'vrije Westen' enerzijds en socialisme en de Sovjetunie anderzijds. Nu lijkt in het denken over de wereld de rol van godsdienst steeds bepalender te worden: bij een incident is de eerste vraag of er godsdienst in het spel is. Met name door conflicten die met de islamitische wereld te maken hebben, maar niet alleen.

Ik vermoed dat er nu weinig dagen zijn dat er géén nieuws is over strijd in de naam van een godsdienst, ergens in de wereld. Of over politici die een heilig geschrift erbij halen om het volk weer op het rechte spoor te krijgen. Of over atheïsten die zich roeren. Of over een boek of discussie waarin wordt opgeroepen om het op te nemen vóór een of andere godheid.

En godsdienst is niet alleen 'hot' in het nieuws. Het verbaast me telkens weer hoe het woord ‘God’ (nog steeds, of wederom?) verhitte discussies kan losmaken. In filosofische discussies bijvoorbeeld. Het woord hoeft maar te vallen en de poppen zijn aan het dansen. Als een rode lap.

Ik vraag me af: is er reden om mee te gaan doen aan deze wereldwijde campagne vóór of tegen ‘God'? Moet ik me voor cultureel-maatschappelijke discussies gaan verdiepen in de theologie van islam, christendom en aanverwanten?

Hoe is mijn positie in die arena? Wil ik mij opstellen als een ongelovige of atheïst? Zo zou ik mezelf nooit noemen. Teveel eer voor, ja voor wat eigenlijk? Beide termen veronderstellen iets wat tegelijk wordt afgewezen. Bizar: je laten bepalen door hetgeen je afwijst.

Ik kies voor een derde positie, een die de tegenstelling godgelovige/atheïst overstijgt: de seculier. Een positieve term, wat mij betreft, die het niet nodig heeft om zich ergens tegen af te zetten. ‘Seculier’ staat voor tijdelijk en wereldlijk, en voor de vraag hoe dit aardse bestaan tot bloei te brengen. Dat is voor mij meer dan voldoende; ik heb er mijn handen vol aan! Blijf de aarde trouw! Ik zie geen reden om me over méér dan dat druk te maken. Anders gezegd: ik zou niet weten welke vraag van levensbetekenis ik me zou moeten stellen waar iets als een god een antwoord op zou kunnen zijn. Irrelevant dus. Uit eigen beweging kom ik er dan ook nooit toe om aan 'God' te denken. De impuls komt van buitenaf.

Berichten uit de krant en andere media over God & co doen mij vaak denken aan verhalen uit de Griekse Oudheid, over Zeus, Ares en concurrerende goden: heethoofden die allemaal beweren de belangrijkste te zijn en met elkaar op de vuist gaan. En wanneer de berichten van de andere kant van de Grote Plas komen, waan ik mij onverhoeds in de wereld van Harry Potter, al dan niet met Voldemort, onder begeleiding van de blije klanken van een genaderijk piramidespel: de hallelujakerk! Ook de theologische discussies kunnen een weldadige bron van vermaak en verwondering zijn: hoe men tot zulke gedachten in staat is! Ja, de menselijke geest is onuitputtelijk! Triest alleen dat de berichten geen fictie betreffen, maar serieus wereldnieuws, met vaak een overmaat aan kleingeestigheid, haat, doden en andere ellende. De verbeelding is aan de macht, maar zonder inzicht in het fictieve gehalte ervan.

Heb ik ooit iets gehad met 'God'? Als ik er goed over nadenk: eigenlijk niet. Weliswaar ben ik christelijk opgevoed, en tamelijk orthodox zelfs, maar 'God' is nooit erg aanwezig geweest in mijn leef- en denkwijze. In mijn jeugd was 'Hij' eerder een vanzelfsprekende denkfiguur, zoals ook een romanfiguur in je denkwereld bestaat zolang je in het boek bezig bent. Met dit verschil dat een romanfiguur allerlei avonturen beleefde en dat 'God' een abstractie bleef. Toen ik rond mijn vijftiende van mijn geloof viel, zoals dat heet, was 'God' eigenlijk een non-issue. Voor het bovennatuurlijke heb ik nooit talent gehad; ben te aards om eraan te kunnen geloven. Waar ik vooral moeite mee had was de benauwdheid en levensvijandigheid die uit het geloof sprak, plus de kolossale bijziendheid wat waarheid betreft.

Omdat het voor mij lastig is om een term te bezigen die voor mij geen betekenis heeft, laat ik mij af en toe verleiden tot een invulling die ik ken van stoïcijnen en Spinoza: God als een andere naam voor natuur. Deus sive natura. Of beter: God opgevat als het bestaan wanneer wij het vieren. Te bestaan is het vieren waard. En ‘bestaan’ klinkt dan wat kaal. Laten we het voor de gelegenheid ‘God’ noemen; dan hebben we een adressaat om ons aan te richten in onze lofuitingen. God als nuttige fictie.

Veel helpt deze invulling me niet om aansluiting te krijgen bij het wereldnieuws, wanneer daarin sprake is van God of een aanverwant. Immers, waarom zou je in naam van het bestaan dat je deelt en viert elkaar te lijf willen gaan, elkaar levensvijandige regels opleggen, of elkaar het leven zuur maken?!

Waar ik blij mee ben, is dat Nederland (en het grootste deel van Europa) nog steeds een plek is waar je niet gedwongen bent om partij te kiezen vóór of tegen een kwestie die je zelf als irrelevant beschouwt. Als mensen gevraagd zou worden of zij vóór of tegen ‘Zeus’ zijn, zou iedereen z’n schouders ophalen. Laat dit ook het geval zijn met ‘God’, minstens als mogelijke reactie. Dat er mensen zijn die wel in een of andere goddelijke variant geloven, prima; maar laat het daarbij blijven. Het zou de verkeerde kant op gaan wanneer er een sfeer ontstond waarin je publiekelijk gedwongen wordt je vóór of tegen ‘God’ uit te spreken.

Behalve een alternatief godsbegrip, is er nog iets anders dat we van stoïcijnen zouden kunnen leren: indifferentie jegens zaken die je niet aangaan. En dat uitgebreid tot culturele leidraad: vóórbij de tegenstelling van gelovige en atheïst.

Voordeel van een seculiere samenleving en cultuur is dat je in principe gevrijwaard bent van de opdringerigheid van een godsdienstig discours, - iets om te koesteren! Welk recht heeft iemand om mij te dwingen mij uit te spreken over iets dat voor mij irrelevant is? Af en toe een Jehova-getuige aan de deur is overkomelijk. Bovendien kun je de deur ook dicht doen, of houden. Met wereldnieuws is dat reeds een stuk lastiger, zeker wanneer het sfeerbepalend wordt, ook ver weg van de brandhaarden.

Ideaal zou zijn wanneer het recht op niet-inmenging niet alleen de jure gold in een seculiere samenleving, maar ook de facto. Ontwikkelingen in de wereld, de afgelopen decennia, lijken dit ideaal steeds verder onder druk te zetten. Ik denk dan niet alleen aan radicale moslims in het Midden-Oosten, maar ook aan tv-evangelicaliën uit de VS en elders, en aan rechts-extreme partijen in Europa, die stuk voor stuk godsdienstig geframed zijn, in de zin dat ze allemaal de islam hoog in het banier hebben als hetgeen waar zij tegen zijn. Zij zorgen ervoor dat godsdienst (wederom) een dominante, welhaast onontkoombare rol speelt in het publieke debat.

Is het nog zinvol om stoïcijns indifferent te reageren op het godsdienstige discours dat zich meer en meer opdringt, zo vraag ik mij af. Blijft het in deze veranderende omstandigheden mogelijk om buiten de tegenstelling tussen gelovige en atheïst te blijven? Dat zou betekenen dat ik een inhoudelijk standpunt zou moeten bepalen ten aanzien van een concept dat voor mij als seculier irrelevant is, maar dat de ankerplaats vormt van godsdienstigheid, namelijk 'God'. Laat ik me zo niet onnodig framen door een discours dat niet het mijne is? Waarom zou ik dat willen?

Hoe dan te reageren? Breder getrokken: waar zijn het voortbestaan én tot bloei komen van een seculiere samenleving en cultuur het meeste bij gebaat, nu we een 'retour du religieux' beleven?

Wel, laat me dromen: met een beschavingsproject dat in aantrekkelijkheid (w.b. menswaardigheid en liefde voor het leven), geloofwaardigheid (recht doend aan al onze existentiële vragen, behoeften en verlangens) en aanpassingsvermogen (aan nieuwe omstandigheden) alle premoderne levensbeschouwingen (inclusief alle godsdiensten dus) achter zich laat en doet verzinken in museale vergetelheid, zoals ook ooit is gebeurd met de Griekse, Romeinse en Germaanse polytheïsmen in een vorig stadium. Het Europese secularisme blijft voorlopig kandidaat voor dat beschavingsproject, al zal het zich fors moeten vernieuwen. Het is de vraag of de staat waarin het secularisme nu verkeert voldoende weerstand kan bieden aan het nieuwe expansionisme in de naam van 'God', in welke variant dan ook. In ieder geval lijkt het nu nauwelijks aantrekkelijk te zijn voor degenen die existentieel willen migreren.

Liever dan me bezig te houden met verleden kwesties, richt ik me op een wereld met toekomst. Een suggestie in die richting zou kunnen zijn: de kritische arbeid van de Verlichting opnieuw ter hand nemen (ook praktisch) en verdiepen, gecombineerd met de creativiteit van de Romantiek, eventueel met inspiratie uit spirituele tradities die kunnen bijdragen aan de vitaliteit van een seculiere levenshouding. Verder lijkt me dat leren uit ervaring hieraan uitstekend een dynamische bijdrage zou kunnen leveren, ongehinderd door welke leerstelligheid of bovennatuurlijke vooringenomenheid dan ook, of minstens met de bereidheid om deze ter discussie te stellen.


2 opmerkingen:

  1. Hallo Dries,

    Mooi betoog. Ik beluister op dit moment juist de colleges van Victor Kal over Nietzsche. Komt verwante thematiek naar voren. Als je wilt, kan ik het sturen. Het zijn wel veel uren!

    mvrgr
    Ton Gloudemans

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank, Ton, voor je reactie. Ben zeker benieuwd naar de colleges van Victor Kal over Nietzsche. Als je ze me wil sturen, graag!
    Hartelijke groet,
    Dries

    BeantwoordenVerwijderen