dinsdag 27 september 2011

Evolutie en de shari’a

In Saoedi-Arabië is de machthebber zo ver: hij erkent vrouwen als menselijke wezens die in staat moeten worden geacht tot het uitbrengen van een stem. ‘Koning Abdullah kwam zondag met zijn onverwachte nieuws in zijn jaarlijkse toespraak tot de nieuwe zitting van de Shura-raad, een adviesraad waarvan hijzelf de leden benoemt. Vrouwen, mits natuurlijk gehuld in lange zwarte abaya (tot op de grond reikende jas) en hoofddoek, krijgen straks voor het eerst ook zetels in deze raad.’ (NRC-next, 27-9-11)

Soms krijg je de indruk dat ideeën allesbepalend zijn in de wereld. ‘In zijn toespraak tot de Shura legde de koning zondag uit dat zijn besluit volkomen in overeenstemming is met de shari’a, het islamitische recht. Islamitische vrouwen, zei hij, hebben “hun opinie en advies gegeven sinds het tijdperk van de profeet Mohammed”. “We weigeren vrouwen in de maatschappij te marginaliseren in alle rollen die in overeenstemming zijn met de shari’a”, voegde hij eraan toe.’
Hoe lang zal deze rechtvaardigingsgrond het nog volhouden? Zolang als dat Saoedi-Arabië olie heeft en de status quo financieel aantrekkelijk blijft?

Ideeën zijn als biologische eigenschappen: ze staan in dienst van overleven, cultureel dan wel natuurlijk. Vasthouden aan verouderde ideeën kan hardnekkig zijn en eeuwen duren (een tijdsduur die evolutionair gezien weinig voorstelt), uiteindelijk houden alleen die ideeën het vol die het beste helpen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Kennelijk zijn de omstandigheden zo dat een beroep op shari’a nog steeds overlevingswaarde heeft.

Evolutionair gezien bestaat er geen inherente rechtvaardigheid. Er valt geen kloppende orde te ‘ontdekken’, noch zal zo’n orde zich ooit ‘openbaren’ aan een denkend mens of aan iemand die stemmen hoort, - ook al vertonen machthebbers telkens weer de neiging om hun maatschappelijke orde als noodzakelijk voor te stellen. Geestelijke vrijheid is uiteindelijk het inzicht dat hetgeen zich als noodzakelijk presenteert in hoge mate een toevallige constellatie is die in de gegeven omstandigheden werkt of niet. En ook dit laatste blijkt buitengewoon rekbaar: met veel valt te leven, ook al zouden we anders willen. Het menselijk aanpassingsvermogen is enorm. Grote kans dus dat Saoedische vrouwen zich nog heel lang zullen weten aan te passen aan profetische regels. Stemmen is nu toegestaan; autorijden blijkt nog steeds niet te rijmen met de Saoedische interpretatie van de Shari’a. Niet alleen de geestelijken denken er zo over. De steun onder de bevolking is groot. Zelfs bij de evolutionaire motor bij uitstek, de jongeren.

‘Een lid van de Shura, professor Abdurrahman al-Enad, zei vorig jaar dat uit een onderzoek van zijn studenten was gebleken dat twee derde deel van de jongeren tegenstander was van sociale verandering.’ Elders in het artikel staat te lezen dat ondertussen meer vrouwen dan mannen op de universiteit zitten. Wat te willen als zelfs jongeren niet willen? Zoals eerder bleek in Tunesië en Egypte: zonder de jeugd geen verandering!

Welwillend zou je kunnen zeggen dat een beroep op de Shari’a cultureel-evolutionair nog steeds voordelen biedt, minstens in Saoedi-Arabië. De omstandigheden zijn nog niet zozeer veranderd, dat een dergelijk beroep ongeloofwaardig wordt, - althans, in de ogen van een groot deel van de Saoedische bevolking, inclusief jongeren.

maandag 12 september 2011

Hoe gevaarlijk zijn intellectuelen?

Enkele recensies gelezen over ‘De intellectuele verleiding – Gevaarlijke ideeën in de politiek’ van Frits Bolkestein. Heb het boek zelf nog niet gelezen. Is er een reden om het wel te doen?

‘Hoed u voor de intellectueel’ kopte een van de recensies, afgelopen zaterdag in de Volkskrant.
Volgens Frits Bolkestein zijn intellectuelen de vijand van de mensheid, wanneer zij los van de werkelijkheid en zonder politieke ervaring in hun denklaboratorium ideeën ontwikkelen, met de bedoeling er de wereld mee in te richten. Volgens idealen. Mensen met een blauwdruk voor hoe de werkelijkheid zou moeten zijn, op zoek naar implementatie.

De kritiek van Bolkestein is niet nieuw. Karl Popper is hem voorgegaan, in ‘De open samenleving en haar vijanden’, - een scherpe kritiek op met name Plato en Hegel en hun leerlingen, om ongeveer dezelfde redenen als Bolkestein: ideeën krijgen de voorrang op de werkelijkheid. Om die kritiek te hebben, hoef je dus geen politicus te zijn geweest.

De vraag is: zijn intellectuelen het probleem?

Ik zou zeggen: funest is het rücksichtslos willen geloven in een waarheid en de menselijke neiging om te opereren volgens idee-fixen. Beide zijn funest voor de openheid voor wat zich voordoet; deze wordt erdoor vertekend. Het leidt tot een selectieve waarneming van de werkelijkheid. Ook is er doorgaans weinig speelruimte voor oplossingen.
De vertaling ervan in ideologieën is bekend. Het ergste is wanneer idee-fixen en de waarheid waarin men wil geloven zijn vastgelegd in een politiek systeem. Een ideële dictatuur.
Het Midden-Oosten is een tragisch voorbeeld van fixatie: religieus, scripturalistisch, ethisch, historicistisch, - het zou interessant zijn om een situatieschets van het gebied tussen India en Europa te maken in termen van de idee-fixen die een hoofdrol spelen in de conflicten aldaar, bij alle partijen.

Om terug te keren naar de intellectueel van Bolkestein, ik wil niet ontkennen dat gebrek aan ervaring doorgaans een grote mond heeft, noch dat kamergeleerden vaak het beste menen te weten hoe het allemaal beter moet. Maar toch, is dat het enige?
Als het alleen aan de ‘intellectuelen’ lag, zou er niet veel gebeuren. Zij weten kennelijk aanhang te verwerven, anders zouden ze nooit een gevaar kunnen worden.
De behoefte aan een gefixeerde waarheid kent vele gelovigen, ook al (en dat is meestal het geval) vertekent zij de werkelijkheid. Waar komt die behoefte vandaan?
Met andere woorden: wat maakt ideeën zo gevaarlijk verleidelijk? Is dat niet omdat er onrecht is? Is het niet omdat er reden is om in verzet te komen en verandering te willen? Is het niet omdat men wil hopen?

Lijden vertekent de werkelijkheid en maakt gevoelig voor idealen die haar nog meer vertekenen, ten goede, - althans, dat is de belofte.
Dit kun je afwijzen, maar wat te doen met onrecht?
Ben er voorstander van om de werkelijkheid zo hopeloos mogelijk te analyseren, maar dat neemt niet weg dat er lijden is. Is het niet taak van de politiek om daar iets aan te doen?
Ik ben benieuwd of het liberale pragmatisme van Bolkestein hierop een adequaat antwoord heeft. Toch het boek lezen?

zondag 4 september 2011

‘Ook in Nederland smeult de onvrede’


In de Trouw van 3-9-11 een opmerkelijk Podiumartikel van Will Tinnemans, onder de titel: ‘Ook in Nederland smeult de onvrede’. Ondertitel: ‘Lageropgeleiden hebben niet langer perspectief op sociale stijging. Ze zitten gevangen in uitzichtloze banen. Net als in Engeland kan verontwaardiging hier losbarsten.’

Het stuk begint zo: ‘De rellen in Britse steden hebben Europa verrast. Geëngageerde denkers waarschuwen al jaren dat sociale instabiliteit vroeg of laat volgt op ongelijkheid en uitsluiting van lageropgeleiden. Ook in Nederland staan de lichten op oranje.’

Opvallend is het belang dat wordt toegekend aan ‘opwaartse sociale mobiliteit’. Zij is de drijfveer voor mensen om hard te werken, om deugdzaam te leven, om zich genoegens te ontzeggen omwille van de volgende generatie: de eigen kinderen moeten het beter krijgen. Wat als dat vooruitzicht er niet meer is? Wat als de kans op verbetering van de eigen omstandigheden of die van je kinderen minimaal of nihil is?

De drijfveer is zeer herkenbaar. Sinds de geboorte van mijn zoontje staat mijn werk grotendeels in dat teken: hoe kan ik bijdragen aan een wereld die ik hem toewens? Ook weet ik van mensen die juist door het ontbreken van een dergelijk perspectief moeite hebben om hun leven als zinvol te ervaren. (Het is een van de rode draden in het ‘toneelstuk’ dat ik afgelopen vrijdag zag: ‘Sartre zegt sorry’.) ‘Na ons de zondvloed’ is een levensmotto van kinderlozen.

‘In een recent onderzoek van TNS NIPO zei bijna driekwart van de respondenten te vrezen dat toekomstige generaties het slechter krijgen dan zijzelf. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling merkte dit voorjaar in het rapport ‘Nieuwe ronde, nieuwe kansen’ op dat het perspectief van sociale stijging niet langer houdbaar is.’

Als opwaartse sociale mobiliteit werkelijk een belangrijke drijfveer is, dan ziet het er dus niet goed uit. Zeker in ons type samenlevingen, waarin burgers wordt voorgehouden dat iedereen gelijke rechten en gelijke kansen heeft. Wordt deze gelijkheid structureel aan burgers onthouden, dan ontstaat ressentiment, - een gevoel van wrok en vijandigheid dat met name in democratieën voorkomt (zoals Max Scheler laat zien).

In het artikel het volgende citaat: ‘Een van de grote dogma’s van de bemiddelde klasse is altijd geweest dat de minder bedeelden hun lot stoïcijns of zelfs met vreugde dragen. Die overtuiging zou in onze tijd weleens plotseling en verrassend kunnen worden ontzenuwd.’ (Galbraith)

Als reactie is ressentiment inderdaad waarschijnlijker dan stoïcijnse of blijmoedige acceptatie van het lot. Dit laatste is voorstelbaar in rigide klassen- of standenmaatschappijen zonder enige mobiliteit: beter je lot aanvaarden dan er onder lijden. Democratie is de belofte dat mensen niet veroordeeld zijn tot hun afkomst of hun ‘geboorteomstandigheden’. De vraag is of Westerse democratieën nog in staat zijn deze belofte waar te maken. Zo niet, dan wacht er onrust.

Leven we in een valse rust? Zou kunnen.
Vrees ik een smeulende onvrede? Niet echt. Wel een samenleving zonder toekomst.