maandag 12 oktober 2015

Vóór of tegen islam: de verkeerde tegenstelling in vluchtelingendebat. Of: welke waarden willen we hooghouden in Europa?


Europa (en Nederland) dreigt meer en meer te worden verscheurd door een vreemd, doch reeds vertrouwd antagonisme: tussen islamhaters enerzijds en islamknuffelaars anderzijds. De ene groep wil niets met de islam te maken hebben; alles wat gezegd en gedaan wordt in de naam van deze godsdienst stelt men in een kwaad daglicht en wil men uit Europa weren. De andere groep is dermate onkritisch in de acceptatie van de islam, dat alles okay wordt geacht (van kledingsvoorschriften tot opvattingen over sekseverhoudingen), - al zou men iets soortgelijks bij inheemse godsdiensten (zoals katholicisme en calvinisme) niet met rust laten.

Vreemd, want sinds wanneer gaat het in Europa weer om de vraag of we voor of tegen (een) godsdienst zijn? Is dat niet een vraagstelling (en een strijd) die we al een tijdje achter de rug hebben? Zou het debat, ook politiek, dat antagonisme niet moeten overstijgen?

In deze tijden van crisis dringt zich de vraag op: welke waarden willen we hooghouden, verdedigen en cultiveren? Waar staat het huidige Europa voor? Wel, niet voor de waarden van één bepaalde godsdienst, noch ertegen. Waarvoor dan wel?

Als Europees burger ben ik niet vóór of tegen islam of moslims; ik ben vóór mensen en hun rechten als mens. Mensen in nood dienen geholpen, niet moslims. Moslim-zijn zou in Europa op de tweede plaats moeten komen, wat men er zelf ook van vindt.

En dit voorrang geven aan menszijn heeft z’n voor- en zijn nadelen. Laat ik het vertalen naar waarden die m.i. hoog in het Europese vaandel staan, of zouden moeten staan, juist ook nu in de vluchtelingencrisis.

Een voordeel is dat iedereen respect verdient, d.w.z. gezien worden als mens, met alles wat dat impliceert. En dat wederzijds: van ingezetene naar vreemdeling toe, en andersom.

Respect heeft twee kanten: het is een combinatie van welwillendheid en kritische zin; beide kunnen niet zonder elkaar, wil er werkelijk sprake zijn van respect. Enerzijds, welwillendheid zonder kritische zin betekent dat je een ander niet serieus neemt: hij of zij kan zeggen wat ie wil, van belang is het niet. Een dergelijke welwillendheid kan buitengewoon hooghartig zijn (‘wat je zegt vind ik onzin, maar goed, ik let er niet op’), of is simpelweg een vorm van neptolerantie. Anderzijds, kritische zin zonder welwillendheid ziet de ander slechts als tegenstander, en niet als medemens, met wie men bereid is samen te leven. In beide gevallen is er geen sprake van respect.

Er is geen reden om moslims dit respect te onthouden, en wel omdat zij in de eerste plaats mensen zijn, zoals iedereen. Geen uitzonderingspositie dus, zoals nu meer en meer dreigt te gebeuren met moslims: zowel in discriminerende zin, als ook in de zin dat zij buitengesloten worden van kritiseerbaarheid.

Uit respect als mensenrecht volgt ook een 'nadeel': men zal zich moeten oefenen in tolerantie. Tolereren doe je niet wanneer je iets leuk of aangenaam vindt, maar juist integendeel, wanneer iets je niet bevalt, of zelfs tegenstaat. Deze waarde is van vitaal belang in een samenleving die werkelijk pluriform wil zijn. (En laten we niet vergeten: in het groot is Europa de pluriforme samenleving bij uitstek, gelet op de rijkdom aan verschillen die dit continent bevolkt; het is zijn kracht!)

Tolerantie is niet alleen cruciaal, wil een democratie functioneren: daarin, immers, beslist een meerderheid; een minderheid zal er zich bij moeten neerleggen. Zij is meer. Tolerantie als samenlevingswaarde betekent ook: het dulden van leef- en denkwijzen waarin ik mij niet kan vinden, waaraan ik mij wellicht stoor, maar waarvan ik het bestaansrecht niet betwist. En dat wederzijds, - zoals bij elke waarde.

Wanneer respect en tolerantie niet meer worden erkend als waarden, wordt verschil een reden om zich voor de ander af te sluiten, en wordt ongenoegen uiteindelijk tot vijandschap. De vraag is of we een samenleving willen waarin dat normaal wordt.

Nu de vluchtelingencrisis Europa (en Nederland) als waardengemeenschap op scherp stelt, zou het politieke debat zich niet moeten laten framen door wel-of-geen-islam, maar zou moeten gaan over waarden als respect en tolerantie. Uiteraard is daarmee nog niet gezegd wat dat betekent voor de praktijk. Ook roepen deze waarden controverses op. (Denk aan de grenzen van vrije ruimte, aan politieke correctheid (en haar verkramptheden), aan (over)gevoeligheden en identiteit, aan de macht van de gekwetste, etc). Maar juist dat zou dan onderwerp van debat zijn.

De tegenstelling tussen islamhaters en islamknuffelaars moet worden overstegen, willen we niet een aantal stappen terug doen in de beschavingsgeschiedenis van Europa. In plaats daarvan zouden we ons de vraag moeten stellen welke waarden we willen hooghouden, en hoe we die waarden willen stimuleren en cultiveren, zowel bij nieuwkomers als ook bij onszelf, de ontvangende partij.

donderdag 17 september 2015

Wat zou Syrische vluchtelingen weer hoop kunnen geven en de bereidheid om te blijven? Over de (on)mogelijkheid van solidariteit


Sinds enige weken is er in Europa sprake van een vluchtelingencrisis. Opmerkelijk is dat niemand spreekt over de oorzaak die maakt dat velen hun vaderland verlaten. Wat zou er moeten gebeuren om daaraan iets te veranderen?

Laat ik beginnen met een naïeve observatie. Wat mij verbaast is waarom zoveel, met name jonge mannen uit Syrië naar Europa vluchten. Waarom organiseren zij zich niet om de wapens op te nemen tegen degenen die hen het leven onmogelijk maken in hun eigen land? Zij vluchten niet voor een natuurramp, maar voor ofwel ISIS, ofwel Assad, of voor beide. Aan Koerdische zijde strijden een toenemend aantal vrouwen om hun land te verdedigen, terwijl duizenden Syrische mannen hun hielen lichten: is dat niet de omgekeerde wereld in een regio waarin nog sterk wordt gehecht aan traditie?

Een coalitie onder leiding van de VS bombardeert al geruime tijd posities van ISIS, maar iedereen weet dat alleen bombardementen ISIS niet zullen doen ophouden om te bestaan. Daarvoor is een grondoffensief nodig. Daartoe zijn de VS en hun bondgenoten niet bereid. Maar wie dan wel? Wanneer een substantieel deel van de mensen die verzet zouden kunnen plegen weggaat, wie gaat dan het gehate regime verdrijven?

Zegt het misschien iets over de eigenlijke crisis in Syrië (en Irak)? Wil je tot vechten bereid zijn, en tot het riskeren van je leven, dan moet er een zaak zijn die het de moeite waard maakt. Is die er (nog) in Syrië (en Irak)? Syrië bevrijden van ISIS, maar in naam waarvan? Om Assad opnieuw de macht over het hele land te geven? Nee dus. Maar wat dan?

Bereidheid tot vechten gebeurt in naam van een zaak waarmee je je identificeert en omwille van het lot van een groep met wie je je solidariseert. Is er zoiets voor Syriërs in vluchtelingenkampen of en route naar Europa?

Er lijkt geen Syrische natie te zijn die het verdedigen waard is, zoals dat wel het geval is met Koerden. Syrië is, evenals Irak, een entiteit die begin 20ste eeuw in het leven is geroepen door Westerse machten (het Sykes-Picotverdrag) en sindsdien op dictatoriale wijze in leven is gehouden. Het enige wat Syriërs onderling bindt is hun godsdienstige toebehoren: soennitisch of shiïtisch (en een kleine minderheid christelijk), - iets wat het land tegelijkertijd juist verdeeld houdt, zoals sinds de opstand tegen Assad blijkt.

Er van uitgaande dat de meeste vluchtelingen liever leven in hun land van herkomst, hoe dan te zorgen dat de situatie ter plekke verandert? Hoe de huidige patstelling, waardoor duizenden Syriërs er kennelijk niets in zien om zich gewapend te (blijven) verzetten, te doorbreken?

Op het gevaar af wederom met een naïviteit te berde te komen vraag ik me af: Wordt het niet tijd om na te denken over een herschikking van landsgrenzen, in zowel Syrië als Irak, als eerste stap naar een mogelijke oplossing? Natuurlijk is hiermee de vrede nog ver weg, maar toch: is het reframen van het strijdperk niet een vereiste?

Men wil ISIS weg hebben, maar met het oog waarop? Hetzelfde met Assad: zijn regime is aan vervanging toe, maar met het oog waarop? Nu is Assad het alternatief voor ISIS, en andersom. Het is begrijpelijk dat weinigen dan bereid zijn tot strijd. In de huidige situatie zijn de identificatie en solidariteit die nodig zijn voor zo’n strijd onmogelijk.

Ik zeg niet dat de herschikking van grenzen per se zou moeten gebeuren langs lijnen van godsdienstige affiniteit, al lijkt dat wel het meest voor de hand te liggen. Doorslaggevend is: met wie voelt men zich solidair en wat beschouwt men als het eigen land? Uiteraard zal dat bepaald moeten worden door de direct betrokkenen zelf, Syriërs (en Irakezen) dus, en niet door externe mogendheden (zoals eerder is gebeurd), - iets wat in deze tijd van aanhoudend geweld niet gemakkelijk zal zijn. Het belangrijkste is dat betrokkenen (waaronder de vluchtelingen) weer uitzicht krijgen op een oplossing en een doel waar ze zich voor kunnen inzetten, waardoor vluchten niet meer de enige optie is.

Met of zonder herschikking van grenzen, als afbakening van solidariteitsgebieden, blijft de vraag: als mensen uit Syrië nu massaal niet bereid zijn om in de buurt te blijven en te vechten, wat moet er gebeuren om te maken dat zij terugkeren, om te bouwen aan een nieuwe samenleving waarin zij zich thuis voelen? Is het niet zaak om daar nu reeds over na te denken?

En dat betekent ook een vraag aan de Westerse mogendheden die militair actief zijn in Syrië (en Irak): waartoe die bombardementen? Wat willen zij daarmee bereiken? Welk doel staat hen voor ogen? ISIS weg? Assad weg? En wat dan? Een land als Nederland zit niet alleen met een vluchtelingenprobleem, maar is ook op een andere manier betrokken, door militair te interveniëren. Maken ‘we’ onszelf daarmee niet medeverantwoordelijk voor een oplossing op lange termijn?

Vluchtelingencrisis en de kans op frustratie en ressentiment, als bedreiging van democratische politiek


Het valt niet te negeren: duizenden mensen kloppen aan de poorten van Europa om binnengelaten te worden. Vluchtelingen die een veilig heenkomen zoeken, en anderen, migranten, op zoek naar een betere toekomst. Kan Europa het aan? Rationeel bezien zeker; het zou vreemd zijn wanneer een continent met ruim een half miljard mensen niet een miljoen mensen in nood hulp zou kunnen bieden. Het feit dat een groot deel van de asielzoekers islamitisch is (de belangrijkste angst in deze crisis), hoeft geen probleem te zijn. Immers, degenen die naar Europa komen, vluchten juist voor de radicale ideologie van regimes aldaar; zo niet dan hoeven zij zich slechts aan te sluiten bij ISIS en vergelijkbare clubs, of hun heil te zoeken in Iran. Een ander rationeel argument is economisch: het komt een aantal West-Europese landen waarschijnlijk zelfs goed uit: verse arbeidskrachten, zeker met het oog op de vergrijzing.

Toch ben ik er niet gerust op. Enerzijds de vraag: wat zal er gebeuren wanneer hoopvolle vluchtelingen en migranten teleurgesteld zullen raken in hun verwachtingen. Wat als zij zonder werk blijven, niet kunnen doen waarvoor ze zijn opgeleid in hun land van herkomst, of hun kinderen niet de toekomst kunnen geven die ze voor hen hadden gehoopt? De kans dat sommigen van hen dan zullen radicaliseren is niet denkbeeldig. Maar is dat werkelijk reden genoeg om velen de toegang te ontzeggen?

Belangrijker, echter, is het anderzijds: de reactie op de komst van vluchtelingen en migranten. De groei van rechts-extremisme. Hoe irrationeel die reactie ook moge zijn, de kans is groot dat landen die te maken krijgen met een plotselinge toestroom van asielzoekers een sterke groei zullen zien van partijen à la PVV en Front National. Ook Duitsland zal er mee te maken krijgen, zeker nu de prognose is dat zo’n 800.000 vluchtelingen en migranten het land zullen binnenkomen. En behalve dat rechts-extreme partijen zullen groeien, is er ook de spin-off naar andere partijen die hun aanhang niet willen kwijt raken en ‘noodgedwongen’ zullen opschuiven, en aldus zorgen voor intolerantie en een verharding van het cultureel-maatschappelijke klimaat. (Denk aan de VVD hier te lande en aan de partij van Sarkozy in Frankrijk.) Nu reeds is het zo dat minachtende meningen, over moslims bijvoorbeeld, bon ton zijn geworden die twintig jaar geleden als intolerant zouden zijn opgevat.

Wat te doen? Het zou van wijsheid getuigen wanneer politieke partijen rekening zouden houden met de risico's van een al te ruimhartig of idealistisch toelatingsbeleid. Matiging zou verstandig zijn, evenals het tijd geven aan de bevolking om te wennen aan de komst van vluchtelingen en migranten (in plaats van het hen door de strot te duwen). Zonder draagvlak zal beleid dat ingrijpt in het leven van burgers verzet oproepen. En we hebben niet van doen met een natuurramp; iedereen weet dat. Laat politieke leiders dus open zijn over de verschillende aspecten van de zaak; een eenzijdige voorstelling van zaken werkt contraproductief. 

De belangrijkste bedreiging voor democratische politiek is ressentiment: het veralgemeende gevoel onrecht te worden aangedaan, waarbij meestal één bepaalde groep als schuldige wordt aangewezen, tezamen met handlangers. Het is een sentiment met een democratische dimensie: het gevoel slachtoffer te zijn van ongelijke behandeling speelt een cruciale rol, evenals de onmacht om er iets tegen te kunnen doen (terwijl een democratie dat wel belooft: gelijke behandeling en dat 'er iets aan gedaan wordt'). Als gevaar heeft het ook een signaalfunctie voor de politieke gezondheid van een samenleving.

Ressentiment, als een combinatie van wrok en miskenning, werkt als een gif. Een gif dat zich sluipend verspreidt. Het is niet (meer) voor rede vatbaar wanneer het diep invreet in het gemoed. Ressentiment introduceert haat en andere vormen van agressie als omgangsvorm jegens tegenstanders, die niet langer als andersdenkenden worden getolereerd (cruciaal voor een democratie), maar worden weggezet als vijanden. Dit wordt met name riskant wanneer het medestanders krijgt en collectieve vormen aanneemt. Politieke partijen die daar geen oog voor hebben en louter gaan voor de rationaliteit van argumenten graven hun eigen graf, en erger nog, dat van de politieke cultuur die zij verdedigen.

Wat betreft ressentiment lijken de radicalisering van migranten die teleurgesteld worden in hun verwachtingen en de radicalisering van gefrustreerde burgers sterk op elkaar. Rechts-extremisme en moslim-extremisme hebben in dat opzicht veel met elkaar gemeen en versterken elkaar. Aan weldenkende politici om er rekening mee te houden, willen we in de land blijven wonen met een min of meer gezond politiek klimaat. Frustratiemanagement zou agendapunt moeten zijn, minstens in de afwegingen.

Ressentiment is een politieke emotie, met gevolgen voor onderlinge verhoudingen en klimaat in een samenleving.

Voor mezelf gesproken, ik vrees de opkomst van rechts-extremisme (inclusief sluipende neveneffecten) meer dan de radicalisering van enkele teleurgestelde asielzoekers of migranten, omdat het eerste een langdurige invloed heeft op het hele politieke en culturele klimaat, inclusief de bereidheid om gastvrijheid te verlenen aan mensen in nood.

Door de huidige crisis dringt zich de vraag op: welke waarden willen we hooghouden, als land, als cultuur, als Europese beschaving? Veiligheid is niet het enige wat telt.

zondag 24 mei 2015

Herleving van de multireligieuze wortels van Europa?


Uit een recent onderzoek van Motivaction (zie noot) blijkt dat een fors percentage van de Nederlandse bevolking als ‘multireligieus’ kan worden bestempeld: mensen die zich door meer dan één religieuze traditie laten voeden. Ook niet-godsdienstige tradities, zoals het boeddhisme, worden daarin meegerekend. Het onderzoek bestaat uit een enorme waaier aan cijfers; iedere lezer kan op zoek gaan naar zijn of haar eigen ‘vakje’.

Interessant: dit fenomeen van meervoudige religiositeit (officieel heet het: multiple religious belonging, MRB). Het is groeiende. Betreft het een soort polytheïsme nieuwe stijl?

Vraag is inderdaad of 'meervoudige religiositeit' wel iets nieuws is. Ik blijf benieuwd naar een cultuurhistorische studie die de oude polytheïstische wortels van de Europese beschaving blootlegt (denk aan het Griekse, Romeinse en Germaanse polytheïsme), en die laat zien dat die invloed nooit echt verdwenen is, ondanks de vaak herhaalde gedachte dat Europa sinds de val van het Romeinse Rijk geheel christelijk zou zijn geworden. Is dit echt ooit het geval geweest? Ik ben geen historicus en kan het niet bewijzen, maar heb altijd mijn twijfels gehad.

Zou je niet met evenveel recht kunnen beweren dat het monotheïsme altijd een vreemde eend in de bijt is geweest in de Europese beschaving? De geschiedenis wemelt van afwijkende bewegingen, andersdenkenden, zgn heksen en andere ‘heidenen’. Over het geheel genomen is er nooit sprake geweest van een monotheïstisch monopolie.

Wie heeft tot nu toe onze religieuze geschiedenis geschreven en daarmee het Europese zelfbeeld bepaald? Hoe zou die geschiedenis eruit zien vanuit multireligieus perspectief? (Vanuit dit perspectief bezien ontsnapt zelfs het christendom niet aan meervoudige religiositeit. De Heilige Drie-eenheid is altijd al moeilijk te verdedigen geweest als maar één, en met de veel vereerde Maria erbij is het meervoud al gestegen tot vier!)

Zoals Europa de multiculturele samenleving bij uitstek is, gelet op de vele culturen die vanouds op het Europese continent samen en door elkaar leven, zo zou ook kunnen blijken dat Europa van oorsprong door en door polytheïstisch is, en is gebleven, met multireligiositeit als hedendaagse variant. (Hetzelfde geldt voor democratie: een polytheïsme in de politiek; zij kon alleen ontstaan en tot bloei komen in een cultuur die pluriformiteit als basisgegeven erkent.)

Multireligiositeit lijkt me overigens goed te rijmen met een seculiere, humanistische levensopvatting. Het zwaartepunt en de uiteindelijke autoriteit liggen immers bij het individu dat z’n keuze maakt uit het veelzijdige aanbod, zonder dat een beslissende rol wordt toegekend aan iets bovennatuurlijks, als dat al meedoet. Misschien is multireligiositeit wel dé manier om het secularisme een nieuwe vitaliteit te geven.


Noot:

vrijdag 27 maart 2015

Vóór of tegen ‘God’: waarom je druk (moeten) maken over een irrelevantie? Over de seculiere samenleving onder hoogspanning, en hoe verder


Vergeleken met enkele decennia geleden gaat het gesprek weer opvallend vaak over ‘God’ en omstreken. Welke kant gaat het op? Hoe dwingend gaat het worden om over 'God' te moeten nadenken?

Het zou interessant zijn om kranten van zeg 30 jaar geleden te vergelijken met die van nu op godsdienstgerelateerde berichten. Drie decennia geleden werd het heersende discours bepaald door de tegenstelling tussen kapitalisme en het 'vrije Westen' enerzijds en socialisme en de Sovjetunie anderzijds. Nu lijkt in het denken over de wereld de rol van godsdienst steeds bepalender te worden: bij een incident is de eerste vraag of er godsdienst in het spel is. Met name door conflicten die met de islamitische wereld te maken hebben, maar niet alleen.

Ik vermoed dat er nu weinig dagen zijn dat er géén nieuws is over strijd in de naam van een godsdienst, ergens in de wereld. Of over politici die een heilig geschrift erbij halen om het volk weer op het rechte spoor te krijgen. Of over atheïsten die zich roeren. Of over een boek of discussie waarin wordt opgeroepen om het op te nemen vóór een of andere godheid.

En godsdienst is niet alleen 'hot' in het nieuws. Het verbaast me telkens weer hoe het woord ‘God’ (nog steeds, of wederom?) verhitte discussies kan losmaken. In filosofische discussies bijvoorbeeld. Het woord hoeft maar te vallen en de poppen zijn aan het dansen. Als een rode lap.

Ik vraag me af: is er reden om mee te gaan doen aan deze wereldwijde campagne vóór of tegen ‘God'? Moet ik me voor cultureel-maatschappelijke discussies gaan verdiepen in de theologie van islam, christendom en aanverwanten?

Hoe is mijn positie in die arena? Wil ik mij opstellen als een ongelovige of atheïst? Zo zou ik mezelf nooit noemen. Teveel eer voor, ja voor wat eigenlijk? Beide termen veronderstellen iets wat tegelijk wordt afgewezen. Bizar: je laten bepalen door hetgeen je afwijst.

Ik kies voor een derde positie, een die de tegenstelling godgelovige/atheïst overstijgt: de seculier. Een positieve term, wat mij betreft, die het niet nodig heeft om zich ergens tegen af te zetten. ‘Seculier’ staat voor tijdelijk en wereldlijk, en voor de vraag hoe dit aardse bestaan tot bloei te brengen. Dat is voor mij meer dan voldoende; ik heb er mijn handen vol aan! Blijf de aarde trouw! Ik zie geen reden om me over méér dan dat druk te maken. Anders gezegd: ik zou niet weten welke vraag van levensbetekenis ik me zou moeten stellen waar iets als een god een antwoord op zou kunnen zijn. Irrelevant dus. Uit eigen beweging kom ik er dan ook nooit toe om aan 'God' te denken. De impuls komt van buitenaf.

Berichten uit de krant en andere media over God & co doen mij vaak denken aan verhalen uit de Griekse Oudheid, over Zeus, Ares en concurrerende goden: heethoofden die allemaal beweren de belangrijkste te zijn en met elkaar op de vuist gaan. En wanneer de berichten van de andere kant van de Grote Plas komen, waan ik mij onverhoeds in de wereld van Harry Potter, al dan niet met Voldemort, onder begeleiding van de blije klanken van een genaderijk piramidespel: de hallelujakerk! Ook de theologische discussies kunnen een weldadige bron van vermaak en verwondering zijn: hoe men tot zulke gedachten in staat is! Ja, de menselijke geest is onuitputtelijk! Triest alleen dat de berichten geen fictie betreffen, maar serieus wereldnieuws, met vaak een overmaat aan kleingeestigheid, haat, doden en andere ellende. De verbeelding is aan de macht, maar zonder inzicht in het fictieve gehalte ervan.

Heb ik ooit iets gehad met 'God'? Als ik er goed over nadenk: eigenlijk niet. Weliswaar ben ik christelijk opgevoed, en tamelijk orthodox zelfs, maar 'God' is nooit erg aanwezig geweest in mijn leef- en denkwijze. In mijn jeugd was 'Hij' eerder een vanzelfsprekende denkfiguur, zoals ook een romanfiguur in je denkwereld bestaat zolang je in het boek bezig bent. Met dit verschil dat een romanfiguur allerlei avonturen beleefde en dat 'God' een abstractie bleef. Toen ik rond mijn vijftiende van mijn geloof viel, zoals dat heet, was 'God' eigenlijk een non-issue. Voor het bovennatuurlijke heb ik nooit talent gehad; ben te aards om eraan te kunnen geloven. Waar ik vooral moeite mee had was de benauwdheid en levensvijandigheid die uit het geloof sprak, plus de kolossale bijziendheid wat waarheid betreft.

Omdat het voor mij lastig is om een term te bezigen die voor mij geen betekenis heeft, laat ik mij af en toe verleiden tot een invulling die ik ken van stoïcijnen en Spinoza: God als een andere naam voor natuur. Deus sive natura. Of beter: God opgevat als het bestaan wanneer wij het vieren. Te bestaan is het vieren waard. En ‘bestaan’ klinkt dan wat kaal. Laten we het voor de gelegenheid ‘God’ noemen; dan hebben we een adressaat om ons aan te richten in onze lofuitingen. God als nuttige fictie.

Veel helpt deze invulling me niet om aansluiting te krijgen bij het wereldnieuws, wanneer daarin sprake is van God of een aanverwant. Immers, waarom zou je in naam van het bestaan dat je deelt en viert elkaar te lijf willen gaan, elkaar levensvijandige regels opleggen, of elkaar het leven zuur maken?!

Waar ik blij mee ben, is dat Nederland (en het grootste deel van Europa) nog steeds een plek is waar je niet gedwongen bent om partij te kiezen vóór of tegen een kwestie die je zelf als irrelevant beschouwt. Als mensen gevraagd zou worden of zij vóór of tegen ‘Zeus’ zijn, zou iedereen z’n schouders ophalen. Laat dit ook het geval zijn met ‘God’, minstens als mogelijke reactie. Dat er mensen zijn die wel in een of andere goddelijke variant geloven, prima; maar laat het daarbij blijven. Het zou de verkeerde kant op gaan wanneer er een sfeer ontstond waarin je publiekelijk gedwongen wordt je vóór of tegen ‘God’ uit te spreken.

Behalve een alternatief godsbegrip, is er nog iets anders dat we van stoïcijnen zouden kunnen leren: indifferentie jegens zaken die je niet aangaan. En dat uitgebreid tot culturele leidraad: vóórbij de tegenstelling van gelovige en atheïst.

Voordeel van een seculiere samenleving en cultuur is dat je in principe gevrijwaard bent van de opdringerigheid van een godsdienstig discours, - iets om te koesteren! Welk recht heeft iemand om mij te dwingen mij uit te spreken over iets dat voor mij irrelevant is? Af en toe een Jehova-getuige aan de deur is overkomelijk. Bovendien kun je de deur ook dicht doen, of houden. Met wereldnieuws is dat reeds een stuk lastiger, zeker wanneer het sfeerbepalend wordt, ook ver weg van de brandhaarden.

Ideaal zou zijn wanneer het recht op niet-inmenging niet alleen de jure gold in een seculiere samenleving, maar ook de facto. Ontwikkelingen in de wereld, de afgelopen decennia, lijken dit ideaal steeds verder onder druk te zetten. Ik denk dan niet alleen aan radicale moslims in het Midden-Oosten, maar ook aan tv-evangelicaliën uit de VS en elders, en aan rechts-extreme partijen in Europa, die stuk voor stuk godsdienstig geframed zijn, in de zin dat ze allemaal de islam hoog in het banier hebben als hetgeen waar zij tegen zijn. Zij zorgen ervoor dat godsdienst (wederom) een dominante, welhaast onontkoombare rol speelt in het publieke debat.

Is het nog zinvol om stoïcijns indifferent te reageren op het godsdienstige discours dat zich meer en meer opdringt, zo vraag ik mij af. Blijft het in deze veranderende omstandigheden mogelijk om buiten de tegenstelling tussen gelovige en atheïst te blijven? Dat zou betekenen dat ik een inhoudelijk standpunt zou moeten bepalen ten aanzien van een concept dat voor mij als seculier irrelevant is, maar dat de ankerplaats vormt van godsdienstigheid, namelijk 'God'. Laat ik me zo niet onnodig framen door een discours dat niet het mijne is? Waarom zou ik dat willen?

Hoe dan te reageren? Breder getrokken: waar zijn het voortbestaan én tot bloei komen van een seculiere samenleving en cultuur het meeste bij gebaat, nu we een 'retour du religieux' beleven?

Wel, laat me dromen: met een beschavingsproject dat in aantrekkelijkheid (w.b. menswaardigheid en liefde voor het leven), geloofwaardigheid (recht doend aan al onze existentiële vragen, behoeften en verlangens) en aanpassingsvermogen (aan nieuwe omstandigheden) alle premoderne levensbeschouwingen (inclusief alle godsdiensten dus) achter zich laat en doet verzinken in museale vergetelheid, zoals ook ooit is gebeurd met de Griekse, Romeinse en Germaanse polytheïsmen in een vorig stadium. Het Europese secularisme blijft voorlopig kandidaat voor dat beschavingsproject, al zal het zich fors moeten vernieuwen. Het is de vraag of de staat waarin het secularisme nu verkeert voldoende weerstand kan bieden aan het nieuwe expansionisme in de naam van 'God', in welke variant dan ook. In ieder geval lijkt het nu nauwelijks aantrekkelijk te zijn voor degenen die existentieel willen migreren.

Liever dan me bezig te houden met verleden kwesties, richt ik me op een wereld met toekomst. Een suggestie in die richting zou kunnen zijn: de kritische arbeid van de Verlichting opnieuw ter hand nemen (ook praktisch) en verdiepen, gecombineerd met de creativiteit van de Romantiek, eventueel met inspiratie uit spirituele tradities die kunnen bijdragen aan de vitaliteit van een seculiere levenshouding. Verder lijkt me dat leren uit ervaring hieraan uitstekend een dynamische bijdrage zou kunnen leveren, ongehinderd door welke leerstelligheid of bovennatuurlijke vooringenomenheid dan ook, of minstens met de bereidheid om deze ter discussie te stellen.


zaterdag 7 februari 2015

Rothko’s stille muziek


Gisteren bezocht ik de Mark Rothko tentoonstelling in het Gemeentemuseum te Den Haag. Het was er druk en de stemming bedrukt. Alsof men hoopte op het moment dat men spontaan in snikken zou kunnen uitbarsten, - zoals vaak wordt verteld in artikelen over de schilderijen van Rothko. Ik heb evenwel niemand zien huilen, en ook ik hield het droog.

Neemt niet weg dat er mooi werk hing, - werk waar ik wel een tijdje privé mee in gesprek had willen gaan.

Van het eerdere werk was ik niet onder de indruk; het laat vooral een speurder zien die niet weet waar hij het zoeken moet om te komen tot een eigen stijl. De grote, gelaagde kleurvlakken, waar Rothko door bekend is, komen pas nadat hij al enkele decennia bezig is.

Deze doeken hebben een opmerkelijk werking, vooral wanneer je ze niet als een plaatje bekijkt, maar als beeld met een invloedsfeer waar je in kunt verkeren. In mijn ervaring gebeurt er pas echt iets wanneer ik er tamelijk dicht op ga staan. Dan is hun werking verstillend, overweldigend soms, ja hallucinerend. Een soort stille muziek in kleur, - iets wat Rothko ook nastreefde: schilderen als ware het muziek.

vrijdag 9 januari 2015

Charlie, pluriformiteit en ons korte culturele geheugen



De vraag is welke waarden of principes we leidend willen laten zijn voor de beschaving waarin we willen leven. Waarvoor willen we rechtop gaan staan en zijn we uiteindelijk bereid te sterven? Voor de een zijn dat de burgerlijke vrijheden, inclusief de vrijheid van meningsuiting; voor een ander is dat de onaantastbaarheid van een religieuze waarheid, een boek of een profeet. Deze twee opties sluiten elkaar uit; ze kunnen niet beide tegelijkertijd en in dezelfde mate worden gerespecteerd. De keuze voor de een of de andere is een keuze voor het type beschaving waarin we willen leven. Ik kies voor de eerste. En dus, ja: Je suis Charlie!


Waarheid of voorkeur

In wat voor beschaving wil ik leven: in een pluriforme beschaving of in een beschaving die wordt gedomineerd één type waarheid? De keuze gaat wat mij betreft niet over meer of minder waar, maar over voorkeur. Is waarheid niet een nuttige fictie ter bevordering van een voorkeur? Die voorkeur betreft een praktijk; waarheid is het ondersteunende verhaal. Of beter: op waarheid doet iedereen aanspraak in het debat over die voorkeur.

In dit debat gaat het niet puur om vrijheid van meningsuiting en andere burgerlijke vrijheden. Deze vrijheden staan in dienst van een zaak die ons allen aangaat, nl een pluriforme samenleving, als antwoord op de vraag in wat voor type beschaving ik/we willen leven.

Mijn voorkeur gaat uit naar een pluriforme samenleving waarin een zo groot mogelijke diversiteit aan mensen, met een veelheid aan leef- en denkwijzen, kunnen samenleven. Ik zou niet willen leven in een samenleving waarin één specifieke leef- en denkwijze (een godsdienstige bijv) allesbepalend is. Integendeel, ik zou niet omringd willen worden met mensen die allemaal hetzelfde denken als ik. De verschillen voeden mij en houden me alert w.b. het fictieve karakter van mijn eigen opvattingen; zonder verschil is de kans groot dat ik verstar in mijn denken, eenkennig word en ga geloven in de waarheid.

Behalve deze persoonlijke redenen, speelt ook een meer filosofische veronderstelling, wat betreft mensopvatting. Ik geloof niet in één ware leef- en denkwijze, en wel omdat mensen verschillend zijn: in aanleg, in achtergrond, in ontwikkeling, in voorkeuren, in beleving, in de doelen die zich stellen etc. En dat leidt tot een diversiteit aan leef- en denkwijzen en veel andersdenkenden. Om hieraan optimaal ruimte te geven is het hooghouden van burgerlijke vrijheden (waaronder de vrijheid van meningsuiting) cruciaal. Plus een politiek systeem en een rechtsorde die deze vrijheden beschermen en bevorderen. En burgers die worden opgevoed in zelfrelativering en tolerantie.


Burgerlijke vrijheden versus Onaantastbaarheid

Religieuze waarheden en de vrijheid van meningsuiting hoeven elkaar niet uit te sluiten, mits de gelovigen de zelfrelativering kunnen opbrengen om ruimte te laten aan andersdenkenden. Wanneer gelovigen hun waarheid, boek of profeet als onaantastbaar zien (en het gaat me om het woord ‘onaantastbaar’; je mag er dus op geen enkele manier aan zitten, kritiek leveren etc), dan zie ik niet hoe dat te rijmen is met de vrijheid van meningsuiting. Immers, een andere mening over die waarheid, dat boek of die profeet is dan al snel in strijd met die onaantastbaarheid. Aan dit laatste toegeven betekent dat je burgerlijke vrijheden ondergeschikt maakt aan de onaantastbaarheid van één bepaalde waarheid etc. De vrijheid van meningsuiting, bijvoorbeeld, wordt dan ingeperkt tot datgene wat de gelovige toelaatbaar acht. Ik zie dus niet hoe onaantastbaarheid van een religieuze waarheid, boek of profeet kan worden verenigd met burgerlijke vrijheden.

Uiteraard kun je kiezen voor respect voor de onaantastbaarheid van een religieuze waarheid etc (iets wat voorstanders van een islamitisch kalifaat inderdaad doen), maar ik kies er niet voor. Ik kies voor een beschaving waarin burgerlijke vrijheden bovenaan staan en daarmee ook de erkenning dat waarheden pluriform zijn.


Compassie?

Sommigen wijzen erop dat alle godsdiensten de gulden regel van compassie hebben, waaruit dan ook respect zou volgen voor andersdenkenden. Dat zou kunnen, maar deze regel wordt dan vaak wel nogal selectief toegepast. In de islam, bijvoorbeeld, is er wel respect voor andere ‘mensen van het Boek’ (d.w.z. joden en christenen), maar niet voor polytheïsten (zoals hindoeïsten), boeddhisten of atheïsten. Willen godsdiensten zich werkelijk en voluit houden aan de gulden regel van compassie, dan moet dat doorgaans worden afgedwongen, zoals dat bijvoorbeeld is gebeurd in het christelijke Europa. Kennelijk komt men daar vanuit zichzelf niet toe.


Kort cultureel geheugen

Overigens verbaas ik me telkens weer over ons korte culturele geheugen, w.b. burgerlijke vrijheden en hoe deze ‘normaal’ zijn geworden. Tot een eeuw geleden werd de Europese beschaving gedomineerd door het christendom. Mensen die kritiek hadden, werden gemarginaliseerd dan wel vervolgd.

Ik noem enkele voorbeelden:
. Het humanisme (en m.n. de afdeling vrijdenkers) heeft het als niet-christelijke vluchthaven lange tijd moeilijk gehad om een poot aan de grond te krijgen in het christelijke Europa.
. Wie in het 18de eeuwse Europa ‘spinozist’ werd genoemd, was zijn leven niet zeker. Ook in Nederland werd het verdedigers van Spinoza lastig gemaakt. Sommigen, zoals Koerbach, moesten het zelfs bekopen met de dood. Tot in de 19de eeuw kon je wel fluiten naar de academische carrière wanneer je Spinoza-aanhanger was. (Lees het werk van Jonathan Israel.)
. In de 13de en 14de eeuw zijn de katharen letterlijk uitgeroeid in een gecombineerde operatie van Franse koning en katholieke kerk.
. Ik hoef niets te zeggen over andere niet-katholieken die als ‘ketter’ werden vervolgd en gedood. (Protestantisme is simpelweg een ketterij die de katholieke eliminatiedrift heeft weten te weerstaan en overleefd. En we hebben er de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan te danken!)
Het aantal voorbeelden valt met gemak uit te breiden.

Hoe is het monopolie van het christendom in Europa doorbroken? Waaraan hebben we te danken dat wij nu in een Europa met burgerlijke vrijheden leven? Wat maakt dat wij niet meer worden vervolgd voor het hebben van opvattingen die afwijken van een heersende religie? Juist ja, vanwege critici en provocateurs! Vanwege mensen die geen onaantastbaarheid accepteerden! Vanwege mensen die de moed opbrachten (en er zelfs voor stierven) om hun afwijkende ideeën toch wereldkundig te maken, om openlijk en provocerend kritiek te leveren op de macht van de kerk en op de onaantastbaarheid van de christelijke leer, etc. Onze vrijheid is niet vanzelf ontstaan, maar is te danken aan geestverwanten van Charlie Hebdo. Waarom vergeten wij dat?

Laten we alsjeblieft aan de voorgeschiedenis van onze culturele situatie denken voordat we beginnen te piepen over respect voor religieuze opvattingen!


P.S.

‘Je suis Charlie’ en het islamitisch kalifaat

Het moge verbazen dat ik de slogan ‘Je suis Charlie’ onderschrijf, en tegelijk voorstander ben van een islamitisch kalifaat (zie blog van 7-10-14). Wat mij betreft zitten beide elkaar niet in de weg, integendeel.

Ik ben niet vóór een islamitische kalifaat omdat het mijn voorkeur heeft w.b. beschaving waarin ik zou willen leven, maar omdat het m.i. de enige manier is om de droom van een islamitisch kalifaat de wereld uit te helpen. Al eeuwen leeft deze droom voort in de islamitische wereld, ook nu de wereld compleet is veranderd in vergelijking met de tijden van de vroegere kalifaten.

De droom van het kalifaat fungeert in de culturele verbeelding als de oplossing voor alle kwaden, ellende en onderdrukking die moslims ondergaan: als het kalifaat wederom zal worden gesticht, zal er vrede, rechtvaardigheid en welzijn heersen voor iedereen. Althans, dat is de gedachte.

Zolang deze droom niet de gelegenheid krijgt om zich te realiseren en zich aldus te meten aan de realiteit van alledag, zal het kalifaat altijd de droom blijven die voor alle oplossingen gaat zorgen. Alleen de realisering van de droom kan zorgen voor een historische ervaring, nodig om eruit te leren en om een stap verder te zetten. Zo niet, dan zal over duizend jaar het kalifaat nog steeds dezelfde droom zijn, waar men alles voor over heeft (inclusief moord en terreur), ten einde tot realisering ervan te komen.

Het is dan ook erg onverstandig van het Westen om de huidige poging van ISIS om een kalifaat te stichten tegen te gaan. Het houdt de droom alleen maar in stand, ja voedt hem zelfs.

Ter vergelijking. De Sovjet-Unie was de realisering van een socialistische droom. De Sovjet-Unie als het ‘reëel bestaande socialisme’ was de reality check van die droom. Na de Val van de Muur, in 1989, is het over en uit met de socialistische droom. We hebben de historische ervaring gemaakt en gezien wat hij waard is, en kunnen nooit meer naïef geloven dat het socialisme de oplossing is voor onze ellende.

Op dezelfde manier zou ook de droom van het islamitische kalifaat in staat moeten worden gesteld om een reality check te ondergaan.

Nogmaals, ik kies er niet voor. Ik zou niet in zo’n kalifaat willen leven. Maar er blijken tal van moslims te zijn die dat wel zouden willen. (Zie ook de vele jongeren uit westerse landen die naar Syrië en Irak afreizen.) Ik zou zeggen, prima, ga je gang. Maak je droom waar en ervaar wat hij waard is! Doe dat in een land (of landen) dat veel aanhangers kent van die droom. Maar niet in landen (zoals Nederland en Frankrijk) waarin de grote meerderheid van de mensen zoiets niet wil.

Ik wens ook de islamitische wereld toe dat zij burgerlijke vrijheden leidend maken voor hun beschaving. Maar het heeft geen enkele zin om zoiets op te leggen of af te dwingen. Het is aan de mensen in de islamitische wereld zelf om uit te maken in wat voor beschaving zij willen leven. Als zij massaal gaan voor burgerlijke vrijheden, dan zullen we dat wel merken. Tot nu toe vermoed ik dat het kalifaat minstens een belangrijke concurrent is van burgerlijke vrijheden, en misschien is het nog steeds wel de belangrijkste kandidaat, als het gaat om de vormgeving van cultuur en samenleving.

Zolang het kalifaat niet wordt gerealiseerd en aan een reality check wordt onderworpen, zal het als droom de culturele verbeelding in de islamitische wereld blijven beheersen en zullen burgerlijke vrijheden (zoals de vrijheid van godsdienst en geloofsovertuiging en de vrijheid van meningsuiting) geen of slechts een secundaire rol spelen. Daarom ben ik vóór een islamitisch kalifaat. En: Je suis Charlie!