zondag 20 april 2014

Redenen voor pessimisme. Waarom de dreigende klimaatverandering niet zal worden gekeerd.


Helaas, over het klimaat valt niet veel goeds te melden, en dus over de leefbaarheid van onze biotoop in de toekomst. Eind maart van dit jaar verscheen opnieuw een alarmerend rapport van het klimaatpanel van de Verenigde Naties, de IPCC. Enkele dagen was er ophef over in de media. Al snel daarna is de rust weergekeerd. Niemand heeft het er nog over. Ook niet in de politiek. Zelfs niet een aanzet tot discussie. Terwijl de prognoses toch allesbehalve geruststellend zijn.

Eerder dacht ik dat het niet zo’n vaart zou lopen met de klimaatverandering, maar met wat ik er de laatste tijd over lees valt het moeilijk nog te relativeren. Zeker, het klimaat verandert voortdurend. Niet zoals het weer, uiteraard, maar toch, het klimaat verandert ook. Waar het hier om gaat, is het menselijk aandeel in die verandering, - en dus om wat wij er zelf aan zouden kunnen doen.

Wat dit laatste betreft, heb ik geen illusies meer. De hoop dat het tij nog te keren is, ben ik kwijtgeraakt. Behalve bij een handjevol verontruste burgers (die het zich kunnen permitteren) is klimaatverandering nergens prioriteit. En ik zie geen reden waarom daar verandering in zal komen. Hooguit wanneer de klimaatverandering overduidelijk is, en dus te laat. Ik slaag er niet meer in tegen beter weten in optimistisch te blijven.

Hoop is er in overvloed, maar daarmee verandert er nog niets. En het kan geen kwaad om nog meer ideeën en plannen te ontwikkelen, - al zal dat weinig uitmaken: de mensheid blijft dezelfde. En laat duidelijk zijn: ik denk niet dat de wereld zal vergaan. (Met apocalyptische onzin als de film ‘Noah’ schieten we niets op.) De aarde zal door blijven draaien, en ja met volop leven, maar voor de leefbaarheid voor mensen zie ik het somber in.

Ik pleit er niet voor om dan maar niets te doen. Wel denk ik dat wij (d.i. de wereldbevolking), en met name onze kinderen, in toenemende mate te maken zullen krijgen met een merkbare klimaatverandering én haar gevolgen. Zoals voedsel- en watertekorten, extreem weer, migratiestromen en conflicten. Problemen die er al zijn, zullen worden versterkt door een factor die we niet op afstand kunnen houden: met het klimaat is de conditie voor leven überhaupt in het geding. En de kans is groot dat steeds meer conflicten die worden aangegaan of uitgevochten in naam van religie, etniciteit of nationaliteit, hun oorsprong vinden in klimaatgerelateerde problemen.


Redenen

Weinig zal gedaan worden om klimaatverandering, wat betreft het menselijk aandeel daarin, tegen te gaan, - in ieder geval te weinig om de huidige tendens te keren. Het is misschien nog wel mogelijk om het klimaat min of meer te stabiliseren, maar het zal niet gebeuren. Redenen waarom ik dat denk, komen kort gezegd op het volgende neer.

De menselijke irrationaliteit: redelijk inzicht legt het af tegen de macht van driften, begeerten, passies, genietingen, eerzucht, gewoonten etc. We hoeven slechts naar ons eigen verleden te kijken, om te zien hoe keuzes tot stand kwamen.

De meeste mensen zullen hun consumptiegedrag niet vrijwillig wijzigen. Dat geldt zeker voor mensen in zgn ontwikkelingslanden, waar welvaart nog een belofte is waar men niet van wil afzien, en dat is heel begrijpelijk. Ook in het welvarende Westen blijkt slechts een minderheid bereid tot consuminderen. Het wordt als een verworvenheid beschouwd om zich niet druk te hoeven maken over het eigen koopgedrag.

Mensen zijn gevoelig voor rechtvaardige verhoudingen, d.w.z. het gelijke doen in gelijke omstandigheden. Wanneer de meeste mensen niet of nauwelijks rekening houden met het milieu (bijv in energiegebruik, autorijden, vliegen etc), dan bevestigen zij elkaar. Wie wil als een gekke henkie zuinig gaan doen, terwijl anderen dat niet doen? Slechts een kleine minderheid zal bewust van dit wijdverspreide gedrag willen afwijken.

Dit geldt ook voor bedrijven en staten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is mooi, maar de meeste bedrijven zullen het slechts doen wanneer het hen geen geld kost en wanneer het niet nadelig is voor hun concurrentiepositie. Regeringen doen niet anders: zij zullen hun burgers (en bedrijven) geen beperkingen opleggen wanneer andere staten niet hetzelfde doen. Bovendien hebben regeringen baat bij economische groei en uitzicht op welvaart, met het oog op het voorkomen van sociale onrust.

De moderne economie is succesvol, in de zin dat zij welvaart produceert. Dit niet alleen dankzij sterk verbeterde productiemiddelen, maar ook doordat zij iets stimuleert wat millennialang werd bestreden als een ondeugd, namelijk hebzucht. (De alomtegenwoordige reclame doet niet anders dan deze vroegere ondeugd aanmoedigen, en dat blijkt goed te werken.) Hebzucht en consumptiedrang zijn de motor van vernieuwing en vooruitgang, w.b. welvaart, comfort en technologisch genot. Tegelijk zorgt deze economie voor milieuvervuiling.

De moderne economie is allang niet meer een Westerse aangelegenheid. Zij mondialiseert in een rap tempo, met meer consumptiedrang en welvaartbelofte wereldwijd, en een evenredige toename aan vervuiling, met name broeikasgassen. (De recente berichten over ernstige smog in Chinese steden zijn geen uitzondering.)

De ideologische factor. Genoemd heb ik reeds de moderne economie met het stimuleren van hebzucht en consumptiedrang, - iets wat in het neoliberale marktdenken nadrukkelijk wordt aangeprezen en gerechtvaardigd. Verder lijkt me niet onbelangrijk dat een flink deel van de wereldbevolking nog steeds in de ban is van godsdiensten waarvoor het aardse leven geen absolute prioriteit is, maar een secundaire aangelegenheid of een tussenstation. Deze godsdiensten zijn weliswaar niet tegen het aardse leven, maar evenmin zullen zij hun gelovigen aansporen om er alle prioriteit aan te geven (het uiteindelijke heil is immers elders).

Een belangrijke factor die dit alles versterkt is de demografische druk. Alleen in Westerse, en met name Europese landen is er sprake van een afvlakkende bevolkingsgroei. Elders in de wereld is slechts sprake van bevolkingstoename. De gevolgen hiervan laten zich raden wat betreft consumptie en de behoefte aan welvaart, en dus ook de toename van vervuiling.

Dit zijn wat mij betreft de belangrijkste redenen waarom ik denk dat de voorspelde klimaatverandering niet zal worden gekeerd. Het betreft factoren die elkaar versterken, en ik zie niet welke tegenkrachten zouden kunnen worden gemobiliseerd, zwaarwegend genoeg om werkelijk gewicht in de schaal te leggen. En dat zal ook niet lukken met louter technologische oplossingen. Bij ongewijzigde omstandigheden levert het hooguit enig uitstel op.


Tenslotte

Zijn dit redenen om niets te doen? Mij lijkt van niet, al was het alleen al om erger te voorkomen. Ik zal mijn bijdrage blijven leveren aan milieusparende maatregelen en zal initiatieven steunen die tegenmacht mobiliseren. Maar dat betekent niet dat ik nog hoop heb dat de klimaatverandering een halt zal worden toegeroepen, - wetend dat lokale oplossingen slechts een beperkte impact hebben; het klimaat is immers een wereldomspannend en interdependent fenomeen. Bovendien verandert het langzaam. Wanneer we werkelijk gaan merken dat zich in het klimaat ongunstige veranderingen voordoen en de bereidheid de kop op zal steken om er iets aan te doen, zal het wederom vele jaren, zoniet eeuwen duren om terug te veranderen. Het vergt welhaast bovenmenselijkheid om collectief het dagelijks handelen af te stemmen op zo’n lange termijndoelstelling.

Graag word ik in het ongelijk gesteld, niet vanwege mooie wensgedachten, maar omdat de redenen die ik geef voor mijn pessimisme worden weerlegd. Liever zou ik leven met een zonnig toekomstbeeld; dat lukt me niet meer.

Soms is een bijstelling van wereldbeeld onontkoombaar. Ik heb wel vaker in zaken geloofd die later een illusie bleken te zijn. Dat was niet erg zolang ik dat nog niet wist. Daarna werd het zelfbedrog om er nog langer in te geloven. En ja, ik ben vóór het hebben van idealen, maar dan wel op een realistische basis. Bij wereldvreemd utopisme is niemand gebaat behalve de dromer zelf, en en ook bij hem zal het vroeg of laat tot ontgoocheling en frustratie leiden.

Ondanks de weinig rooskleurige toekomstverwachting, of misschien juist daarom, lijkt het me zaak om menswaardigheid hoog in het vaandel te houden, en om er desnoods voor in opstand te komen. Door me af te blijven vragen wat het leven de moeite waard maakt en mij daar ook voor in te zetten, probeer ik nihilisme te vermijden, wil ik doorgaan met levenliefhebbend te leven en zal ik mijn best blijven doen voor een wereld die ik mijn zoontje toewens.