vrijdag 18 mei 2012

Hoe erg is het wanneer de Euro ontploft? Enkele notities van een Euro-sceptisch geworden pro-Europeaan

Als de Euro onderuit gaat, is dat dan erg? Natuurlijk, het gaat geld kosten. Met de Euro in crisis gaat de berichtgeving vooral over financieel-economische gevolgen. Maar is dat het enige om rekening mee te houden?

Als politieke amateur en europafiel volg ik de ontwikkelingen, met name vanuit het standpunt van de politiek en cultureel geïnteresseerde burger. Mijn vraagtekens bij de officiële duidingen van de crisis nemen alsmaar toe. Niet dat er sprake zou zijn van een complot of iets dergelijks, maar wel de vraag: wat is de redding van de Euro waard? Wat staat er eigenlijk op het spel? Is Europa wel gediend bij een eenheidsmunt?

Al maanden horen we nu dat de Euro in gevaar is, vanwege landen die zich niet aan de begrotingsregels hebben gehouden. De zondebokken zijn bekend. Tegelijk komen er steeds grotere protesten, op straat en in verkiezingen, met name in landen die zwaar door de financieel-economische crisis getroffen worden. In Spanje blijven de Indignados zich manifesteren. In Griekenland wordt het politieke veld uit elkaar gespeeld richting uitersten: radicaal links enerzijds en een neonazistische partij anderzijds. De protesten richten zich niet alleen tegen de opgelegde bezuinigingen, maar ook tegen Europa. En dit gebeurt in steeds meer EU-landen.

Is het vreemd dat grote delen van de bevolking weerzin ontwikkelen tegen ‘Brussel’? De Euro vraagt om grotere integratie, zo beweert men. Maar wie wil dat? De burger ook?

De eurocrisis staat niet op zichzelf. Sinds 2008 verkeren ‘we’ in een financieel-economische crisis. Die crisis is in hoge mate toe te schrijven aan wanpraktijken in de financiële sector. Daarnaast zijn er dus regeringen geweest die veel meer hebben uitgegeven dan verantwoord was. Echter, degenen die voor deze crisis betalen zijn niet de banken (zij keren ondertussen weer miljoenen aan bonussen uit aan directeuren en anderen binnen het eigen bedrijf), noch degenen die verantwoordelijkheid droegen voor funest regeringsbeleid. Degene die voor deze crisis betaalt, is de bevolking. Wij, de burgers, worden geconfronteerd met bezuinigingen en lastenverzwaring, terwijl de veroorzakers van de crisis vrijuit gaan, en meer nog: weer gewoon geld verdienen alsof er niets aan de hand is.

Is het vreemd dat grote delen van de bevolking dit niet pikken, en dat zij bij verkiezingen voor partijen kiezen die weigeren nog langer medewerking te verlenen aan deze praktijken? Verkiezingen zijn nog steeds de belangrijkste manier om als burger te laten merken dat je het niet eens bent met de wijze waarop ons dagelijks leven financieel-economisch gerund wordt. Straatprotesten (zoals die van de Indignados en Occupy) zijn belangrijk om stem te geven aan het ongenoegen en om solidariteit te creëren. Echter, straatprotesten zullen een systeem niet veranderen. De hoop is dat regeringen dit kunnen en zullen doen. En als blijkt dat nationale regeringen daartoe niet bij machte zijn vanwege ‘Brussel’, terwijl datzelfde Brussel niets doet aan de macht van de financiële sector, dan is de begrijpelijke uitweg: anti-Europees stemmen, - hetgeen dan ook in toenemende mate gebeurt.

Er is kennelijk aanleiding voor systeemkritiek. Positief gezegd: een systeem heeft vertrouwen nodig om te kunnen functioneren, en dat is precies wat in crisis is. Het vertrouwen in EU en Euro begint krachtige scheuren te vertonen. Niet alleen politiek en economie, ook geld is een kwestie van vertrouwen. Wat voor kritiek is geïmpliceerd met dit afnemende vertrouwen? Alleen deze vraag leidt tot een vruchtbaar antwoord op de crisis. Maar gebeurt dit ook?

Politici en andere belanghebbenden doen enorm hun best om de bevolking ervan te doordringen dat EU en Euro van groot belang zijn voor onze welvaart, en dat dat zeker voor Nederland-exportland geldt. Toch blijkt dit beroep op het ‘gezonde verstand’ en het ‘welbegrepen eigenbelang’ weinig effect te hebben, gelet op de peilingen.

Al vaker is gebleken dat mensen zich niet louter laten sturen door behoeften en gerationaliseerd eigenbelang, met bijbehorende verstandigheid, - alsof we slechts calculerende burgers zouden zijn. Wie zich niet erkend of gehoord voelt, wie meent dat hem onrecht wordt aangedaan, terwijl anderen ongestraft zelfzuchtig kunnen zijn, wie het gevoel krijgt te worden belazerd of onrechtvaardig behandeld, zal anders kiezen dan verstandig is, - althans, ‘verstandig’ in de ogen van degenen die nergens last van hebben. Alleen in rechtvaardige tijden mag je hopen dat het verstand heerst in de politiek, ook bij burgers, en volgens velen komt deze tijd daar niet voor in aanmerking.

De Euro staat niet langer symbool voor Europese eenheid, maar is meer en meer een symbool van een financieel-economisch regime, dat wel offers vraagt van het volk, maar waar het volk nauwelijks invloed op heeft, zelfs niet in onze zogenaamde democratie. Vroeger heette dat regime ‘kapitalisme’, nu ‘neo-liberalisme’ of ‘vrije markt’, - zoek de verschillen.

Misschien is het een simplistische voorstelling van zaken, maar ik vind het niet vreemd dat het nieuws van de afgelopen vier jaar de indruk achterlaat dat een situatie van onderdrukking aan het ontstaan is. Het grote geld en de vrije markt produceren vooral meer ongelijkheid, zowel wat betreft kansen en welvaart als qua invloed. De kapitalistische economie levert ons grote voordelen op, maar dat is niet het enige; zij heeft ook een schaduwzijde. Als bij ondergaande zon worden deze schaduwen steeds langer en indringender. Gevolg: onmacht en onrechtvaardigheid lijken steeds meer de hoofdrolspelers te worden in het veld van politieke afwegingen, gemaakt door burgers.

Ik ben altijd een groot voorstander geweest van Europa, en nog steeds, maar ik ben niet meer zo zeker over de heilzaamheid van de EU, - althans, zoals zij nu is geconstrueerd.

Ik voel mij zeer zeker Europeaan. Ik ben blij dat mijn identiteit niet beperkt hoeft te blijven tot Nederland. De EU was wat mij betreft de politieke vertaling van een gegeven dat zich in enkele millennia heeft opgebouwd: de Europese beschavingsruimte. De Euro heb ik verwelkomd als een grensoverschrijdend en verenigend middel, dat concreet uitdrukking gaf aan een verbroederd Europa.

De constructie bleek evenwel niet perfect. En wat eerst schoonheidsfoutjes leken, blijken steeds meer symptomen te zijn van ernstige systeemproblemen. Met name het democratische gehalte van de EU blijkt zwaar tegen te vallen: het door de Europese burgers gekozen Europarlement blijkt nauwelijks politieke macht te hebben. En verder holt het nauwelijks-democratische Brussel steeds meer de macht van nationale parlementen uit. Dus, waar stemmen we eigenlijk op wanneer er weer verkiezingen zijn?

Je krijgt niet de indruk dat de politieke elite in Europa de stem van het volk erg op prijs stelt. Wanneer de voormalige Griekse premier Papandreou een referendum wil uitschrijven om burgers als direct betrokkenen mee te laten beslissen over een pakket met zeer zwaar ingrijpende maatregelen, dan schreeuwt men moord en brand. Wat betekent democratie nog in Europa?

En daar komt nog eens bovenop dat het financieel-economische regime waar we als Europeaan aan onderworpen zijn, nauwelijks door Brussel wordt gereguleerd. Zelfs niet sinds de crisis die in 2008 is uitgebroken. Misschien heeft het weinig zin om te blijven hameren op fouten in het verleden (zoals de vergaande deregulering die met Reagan school heeft gemaakt in de Westerse wereld). Wel heeft het zin om er alles aan te doen om de kans op een volgende crisis sterk in te dammen.

Wellicht dat de macht van de EU op sympathie zou kunnen rekenen van haar burgers, wanneer zij zich sterk zou maken om de invloed en zelfzuchtigheid van banken en beurzen aan banden te leggen, maar niets wijst erop dat de EU inderdaad die intentie heeft. In plaats daarvan onderwerpt men zich óók in Brussel nog steeds aan het dictaat van de markt, alsof het een natuurverschijnsel is. Is het niet absurd dat politieke instanties, ook de hoogste, zich alsmaar bevreesd tonen voor hoe de financiële markten zullen gaan reageren wanneer ze een besluit nemen? Het huidige financieel-economische regime creëert bange politiek. Waarom gebeurt er niets aan de macht van het kapitaal?

Verder wordt steeds duidelijker dat Europa niet gediend is bij maar één soort ethos, - zich vertalend, bijvoorbeeld, in arbeidsethos en discipline. Lokale mentaliteiten verschillen en laten zich niet gelijkschakelen in naam van de Euro. Dit blijkt uit protesten uit Mediterrane landen tegen ‘Duitse’ maatregelen. De EU staat niet alleen voor één markt, maar dreigt ook culturele uniformiteit te eisen, met name waar het gaat om werk en discipline. Wie zal daar blij van worden? Burgers in ieder geval niet. Op deze manier dreigt de Euro het tegenovergestelde te bewerkstelligen van wat initieel de bedoeling was, nl Europese eenheid versterken. Lidstaten komen tegenover elkaar te staan, niet alleen als crediteuren en debiteuren, maar ook doordat een deel van de landen het gevoel krijgt dat het andere deel hen een manier van leven opdringt.

Nogmaals, hoe vreemd is het dat Europese burgers steeds minder vertrouwen hebben in de EU? En hoe vreemd is het dat een eventuele val van de Euro op steeds minder treurnis zal kunnen rekenen, laat staan steun voor het tegendeel?

Met de invoering van de Euro zijn we steeds meer de eenheid zoekende dwang van de Brussel gaan voelen. Europa is evenwel altijd een continent van verscheidenheid geweest, - het is de multiculturele samenleving bij uitstek! Is meer integratie wel gewenst? Wordt het niet tijd om weer meer ruimte te geven aan de diversiteit? Europa is een beschaving met vele culturen, en die onderlinge verschillen zijn ook altijd haar kracht geweest. Is ook een andere EU mogelijk, een die duizend bloemen laat bloeien?

Minder Brussel, meer Europa. En als de Euro dan een sta-in-de-weg is, het zij zo; dan moet een andere oplossing worden gezocht. Waarom niet twee munten, bijvoorbeeld: één lokale en de Euro voor de grensoverschrijdende handel? Moet in deze tijd gemakkelijk te regelen zijn. En dan hebben de banken ook nog iets nuttigs te doen! Het ergste zou zijn dat het Europese project gedicteerd gaat worden door financiële belangen, waarbij de bevolking wordt gedwongen tot slaafs volgen. Democratie, maatschappelijke rechtvaardigheid en culturele vrijheid zijn belangrijker dan het in stand houden van de Euro, - zeker wanneer blijkt dat het eerste niet gediend is bij het laatste, en dat beide elkaar niet versterken, zoals aanvankelijk de bedoeling was. Dan maar geen eenheidsmunt. Liever een dynamisch Europa met een open toekomst dan een munt met een geknevelde beschaving.


Nog eens anders gezegd:

Het Europa dat strengheid en soberte predikt, houdt niet op om de Euro voor te stellen als noodzakelijk voor economische groei en voor het handhaven van onze welvaart. De vraag is echter steeds meer: de welvaart voor wie? Wiens welvaart wordt in stand gehouden, nu het crisis is? Lange tijd leek de versterking van de Europese eenheid (met de Euro als cement) hand in hand te gaan met een verbetering van de algehele levenskwaliteit van iedereen in Europa, zo werd het althans lange tijd voorgesteld. Maar is die automatisch geachte verbinding nog vol te houden?

Ondertussen is een geheel nieuwe situatie ontstaan, met een andere logica. Het regent bezuinigingen en disciplinaire maatregelen. Waarom? Omdat geld moet worden opgehoest voor een financiële sector die dreigt te bezwijken. En wie worden erdoor getroffen?

Gelukkig roert zich meer en meer ook een ander Europa, één dat zich sterk maakt voor een sociale en rechtvaardige samenleving, met de burgers als de eerste aandeelhouders in deze politieke onderneming. Dit engagement keert zich steeds meer af van de EU, - althans, zoals zij nu functioneert. En deze afkeer zal zich zeker doorzetten wanneer de EU rücksichtslos haar lot verbindt aan het voortbestaan van de Euro en aan de belangen van het grote geld, terwijl de bevolking mag opdraaien voor de kosten.

Is het mogelijk het tij te keren? Kan de EU (weer?) een project worden waarbij de bevolkingen van alle lidstaten baat hebben? Het Europese project heeft nu de schijn tegen zich. Vooralsnog varen alleen de financiële sector en de macht van Brussel wel bij de crisis. Kan het anders?

Ondertussen herontdekt de bevolking de tegenmacht. De mogelijkheid is beperkt, maar zij blijkt in steeds meer lidstaten te worden aangegrepen: stemmen, en wel op partijen die het vertrouwen in de EU opzeggen. Wanneer de tegenstem groot genoeg is, brengt dat zowel de Euro als Brussel in gevaar, zoals blijkt uit de verontwaardiging over, alias vrees voor, de verkiezingen in Griekenland. Hopelijk trekt men er lessen uit die voluit rekening houden met de terechte eis van rechtvaardigheid. Zo niet, dan volgen verkiezingen elders en een alsmaar afnemend vertrouwen in het Europese project. Europa als beschaving zal blijven bestaan, maar of de EU als organisatievorm zich zal weten te handhaven is niet meer zo zeker.

En wat betreft de Euro, een opsplitsing zou ook een optie kunnen zijn, mits dit gepaard gaat met veranderingen op het politieke vlak: het ongedaan maken van het democratische tekort (met name in Brussel) en een ingrijpende beteugeling van de financiële sector, - twee onontkoombare voorwaarden voor een geloofwaardiger Europa, vanuit de burger bezien.






[Groeitekst; kan nog veranderen]


dinsdag 1 mei 2012

Democratische vernieuwing, door zelfopheffing van de bestaande partijen, - om ruimte te maken voor nieuwe


Populisme? Verzet tegen de Haagse regentencultuur? Geen aandacht voor de wil van het ‘gewone volk’? Eerder verbaas ik me over het voortbestaan van de gevestigde politieke partijen. Waarom zouden we moeten blijven leven met partijen die al decennia lang bestaan? Omdat ze ooit zijn opgericht? Omdat ze ooit succesvol waren? Omdat ze ooit een reden van bestaan hadden?

Waarom zouden we niet een moment afspreken waarop alle bestaande politieke partijen zich tegelijkertijd opheffen, waarna nieuwe formaties kunnen worden gecreëerd, op basis van nieuwe of hernieuwde visies, waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe ontwikkelingen en gewijzigde verhoudingen, niet alleen politiek, maar ook economisch, cultureel, demografisch etc.

En laten we er een terugkerend moment van maken. Om de 40 jaar, bijvoorbeeld. Het zou het huidige democratische bestel bevrijden van tal van spinnenwebben en oud zeer, van veroudering en gefossiliseerde gewoontes. Het zou het mogelijk maken om te hergroeperen op basis van verwantschap over bestaande partijgrenzen heen. Het zou het nodig maken zich politiek te herdefiniëren, in het licht van eigentijdse omstandigheden. Het zou voluit ruimte bieden aan nieuwe ideeën en initiatieven. En ingenomen posities zouden zich opnieuw moeten bewijzen, in plaats van te teren op de macht der gewoonte.

Het zou politiek maken tot wat het zou moeten zijn: creatief, wereldscheppend, met de burger in de hoofdrol. Iedereen zou eens in z’n leven de ervaring kunnen hebben dat hij of zij er politiek gesproken werkelijk toe doet, en wel door bij te dragen aan een algehele politieke vervelling, - iets om naar uit te kijken!

Met een dergelijke zelfvernieuwing zou populisme geen reden van bestaan meer hebben! En er wordt voorkomen dat onvrede en antipolitiek tot ressentimenteel gif worden, waarbij burgers zich afkeren van de samenleving waar ze zelf toe behoren, vanuit een wrok niet gehoord te worden.

Wie dit moet invoeren? De gevestigde politieke partijen zouden zelf zo slim moeten zijn om dit te willen: zichzelf opheffen, om zich vervolgens opnieuw uit te vinden. Een periodieke vernieuwing van de democratie is uiteindelijk in het voordeel van alle politici die niet louter uit zijn op eigen machtsvoordeel en die het politieke spel op waarde weten te schatten.

Zoals machtswisselingen in een democratie op een vreedzame manier verlopen, zo zou ook politieke vernieuwing een ingebouwd mechanisme moeten worden van het democratische bestel, zonder dat we hoeven te wachten op verstarde verhoudingen, verzuurde burgers en doldraaiende volkstribunen.

Leve de partijpolitieke zelfopheffing, leve de democratie! - een fantasie? Zou kunnen, maar één die het proberen waard is!






.

maandag 2 april 2012

Op zoek naar de ‘ziel’ van eigentijdse kunst

Een bezoek aan museum Boijmans van Beuningen. Tentoonstellingen met eigentijdse kunst bezoeken is voor mij een welkome ervaring. Ik kan het soms bijzonder nodig hebben: om ontheven te raken van dagelijkse beslommeringen en me te laten inspireren door de sfeer die deze kunst ademt. Wat maakt eigentijdse kunst zo bijzonder? (De aanduiding ‘eigentijds’ moge vreemd lijken; ik doel op de beeldende kunst vanaf begin 20ste eeuw tot nu, met pioniers in de 19de). Anders gezegd, met een oneigentijds woord: wat is haar ziel? Als kunst kenmerkend is voor een tijd en cultuur, wat zegt de eigentijdse kunst dan over de onze? Om deze vragen te verkennen neem ik een aanloop vanuit eerdere tijden. (Boijmans biedt daar uitstekend de gelegenheid toe.)

Bij Middeleeuwse kunst voel ik me een kerk ingetrokken. Zelfs bij schilderijen van Jeroen Bosch krijg ik dat gevoel; zij krijgen betekenis in de context van kunst die in dienst stond van eredienst en devotie. Aangenaam, deze fantasievolle verstilling, maar meer dan een wandeling van herkenning levert het meestal niet op. Misschien dat deze kunst in een kerkelijke omgeving meer effect heeft. Kaarsje erbij. Wierook. In een museum staan deze schilderijen vooral mooi te wezen, maar is dat wel passend? Zeker is dat hun functie een andere was.

Rond 1500 begint de lucht op te klaren. Minder engelen en goddelijke sferen, meer wolken, bergen en landschappen, en menselijke portretten. Denk aan Leonardo da Vinci. In de moderne tijd ontdekt de Europese mens de werkelijkheid van alledag. Dat gebeurt in wetenschap, terwijl er technologie wordt ontwikkeld die steeds meer grip geeft op de tastbare werkelijkheid. Ook in de kunst toont zich de interesse voor wat zich zintuiglijk aan ons voordoet. Op alle mogelijke manieren wordt de werkelijkheid onderzocht. (Is er in dat opzicht sprake van een ‘renaissance’? Ik vraag het me af. Beelden uit de Oudheid stellen meestal een ideaal voor ogen, niet wat men aantrof.) Alles, elk onderwerp, elke mythe, elke gebeurtenis of situatie kan in de moderne tijd aanleiding zijn voor picturale ontdekkingsreizen, om háár in beeld te brengen: de zintuiglijke werkelijkheid, in al haar facetten. (Je zou je bij de weelde aan schilderijen die vanaf de 16de eeuw is ontstaan kunnen afvragen of de onderwerpen er wel toe doen. Ligt de eigenlijke fascinatie niet bij de zintuiglijke werkelijkheid zelf?)

De Nederlandse kunst speelt in deze terreinverkenningen een bijzondere rol. Als ergens het alledaagse leven serieus werd genomen als onderwerp voor schilderkunst, dan was het wel hier ten lande. Van stillevens tot landschappen. Van huiselijke taferelen tot burgerportretten. Ook poëten als Rembrandt en Vermeer namen hun vertrekpunt in de waarneembare wereld.

Deze exploraties raken in de 19de eeuw gaandeweg uitgeput. Bovendien komen technische media tot ontwikkeling, zoals fotografie en film, die heel direct zijn in hun weergave; de schilderkunst krijgt een forse concurrent. Impressionisme is in feite het uiterste van de kunst in de moderne tijd. (Ik heb nooit goed begrepen waarom het impressionisme wordt gerekend tot de nieuwste kunst. Is het niet een verdergaande exploratie van de werkelijkheid zoals we die zintuiglijk waarnemen, met speciale aandacht voor de werking van licht?) In het pointillisme tenslotte lost de zichtbare werkelijkheid letterlijk op, in een tableau van kleine, losse punten.

In de ontwikkeling die volgt zijn Van Gogh en Gauguin overgangsfiguren, breuken en pioniers tegelijk. (In de beeldhouwkunst zou je Rodin kunnen noemen.) In hun kunst manifesteert zich iets nieuws: de werkelijkheid gezien en getransformeerd door de ogen van de individuele beleving. Natuurlijk speelde de beleving van de kunstenaar altijd al een rol in het maken van kunst, maar nu wordt zij hoofdonderwerp, en persoonlijk. Werkelijkheid én beeld worden experimenteertuin voor de speel- en experimenteerdrift van de kunstenaar. De zintuiglijke werkelijkheid benut als projectiescherm en als voorraadkamer aan elementen, ten behoeve van eigen waarheden, - interpretaties die zich gaandeweg minder bekommeren om de werkelijkheid zoals men die aantreft. Ook de picturale middelen worden onderdeel van het experiment, zeker in de loop van de 20ste eeuw. De werkelijkheid wordt iets om te transformeren, ook in kunst. Zij is niet louter voorwerp van beschouwing of onderzoek, maar om mee te spelen. De waarheid van het beeld is niet meer kwestie van ontdekken, maar wordt een uitvinden.

Wat mij in eigentijdse kunst opvalt (en aanspreekt) is de vrijheid die eruit spreekt, of minstens de zucht ernaar. Vrijheid in verbeelding, vrijheid in materiaalgebruik, vrijheid in mentaliteit. Kijk naar Picasso, Klee, Kandinsky, om er enkelen te noemen. Kunst wordt manifestatie van vrije of zich bevrijdende geesten. Sommigen (zoals de surrealisten) zien haar zelfs als revolutionair middel ter culturele bevrijding.

Eigentijdse kunst is er niet per se om van te genieten; zij wil transformeren: de toeschouwer, de wereld, of allebei, en in de eerste plaats de kunstenaar zelf.

Wanneer je kunstgeschiedenisboeken doorneemt, met name de breedpubliekelijke, dan is opmerkelijk hoe slecht men raad weet met de beeldende kunst van de afgelopen 40 jaar. Zeg maar vanaf Beuys ongeveer. Is zij anders dan de kunst die begon met pioniers als Van Gogh en Gauguin? Voorlopig blijf ik haar zien als onderdeel van eenzelfde culturele beweging, - niet door te kijken naar onderwerp of materiaalkeuze, maar gemeten naar het effect dat het werk op mij heeft: een gevoel van vrijheid, spel en experiment.

zaterdag 21 januari 2012

De wereld in anti-systeem beweging: een politieke test

Opmerkelijk zijn de anti-systeem bewegingen in het politieke landschap, op tal van plekken in de wereld.

De opstanden in de Arabische wereld hebben allen het heersende systeem in het vizier. Van werkelijk succes kan nauwelijks nog worden gesproken, behalve dat dictaturen niet langer geaccepteerd worden door grote delen van de bevolking. Sommige worden omvergeworpen, maar wat komt er voor in de plaats?

De Occupy-beweging doet iets vergelijkbaars, maar dan in de Westerse wereld: systeemkritiek. De democratische rechtstaat wordt meestal als systeem niet ter discussie gesteld, maar wel het functioneren ervan, met name richting financiële sector en de markteconomie.

In Europa komt daar nog eens bij: de sterke groei van anti-establishment bewegingen die zich politiek meer en meer aan het vertalen zijn in obstakels voor de gevestigde politiek. Niet van links komend (zoals enkele decennia geleden), maar van rechts. Gevoed door onrust over economische malaise en een voortvretende financiële crisis en door onvrede op het identiteitsfront, met immigratie en islamisering als voornaamste doelwitten.

In eigen land lijkt het anti-establishmen protest, aangevoerd door Wilders, over zijn hoogtepunt heen. Ingekapseld, zo lijkt het. (Of is het luwte?)

Dat is niet overal zo. Bijvoorbeeld in Frankrijk.
Le Monde van 13 januari opent met een artikel over het alledaags worden (‘banalisation’) van de extreemrechtse partij van Marine Le Pen. Volgens een recente peiling stemt bijna een derde (!) van de Fransen in met de ideeën van het Front national. In negatieve zin tamboereert Le Pen op alle thema’s die de andere partijen min of meer als een gegeven accepteren: de EU, de euro, multiculturaliteit, ruimte voor de islam binnen de samenleving, mondialisering, vrije markt, - om de belangrijkste te noemen. En met dit verzet spreekt zij kennelijk een fors deel van de Franse bevolking aan.

Zullen Europese democratieën de systeemtest onder druk van extreemrechtse bewegingen doorstaan? Of zitten we in een sluipende erodering van het politieke klimaat?

Naast het ‘wereldnieuws’ in ons deel van de wereld zijn er de gebeurtenissen die onze pers nauwelijks halen. Ik denk aan de vele plaatselijke opstanden in China, vaak tegen onrechtvaardige praktijken, corrupte ambtenaren, e.d. Ik denk ook aan de burgeroorlogen en gewelddadige ‘incidenten’ in Zwart Afrika; tal van landen in dit deel van de wereld kunnen nauwelijks worden gezien als een functionerend politiek systeem.

En laten we Amerika niet vergeten. Het politieke systeem aldaar heeft niet alleen te maken met protest van de zijde van de Occupy-beweging. Ook rechts-Republikeins staat het onder druk: alle kandidaten voor het presidentiële kandidaatschap pleiten voor een reductie van Washington.

Wat hebben deze anti-systeem bewegingen te beduiden? Is er sprake van iets gemeenschappelijks? Of zijn de gebeurtenissen (kritiek, verzet, protesten, opstanden) voornamelijk lokaal gemotiveerd, en is hun gelijktijdigheid eerder toeval? Is het door de geglobaliseerde media waardoor het lijkt alsof de chaos overal aan het toenemen is? Of is er werkelijk iets groters of veelomvattenders aan de hand?

Zeker is dat chaos niet de enige component is van deze bewegingen. Er zijn ook berichten over enorme verbeteringen in levensstandaard, gezondheid en levenstijl op wereldschaal, de afgelopen decennia, met name in het niet-Westerse deel van de wereld.

Wat we gemakkelijk vergeten is bovendien de nauwelijks te overschatten impact van de technologische revolutie, met name in mobiele communicatie en internet. Ik hoef slechts terug te denken aan de wereld van 20 jaar geleden: met name communicatief kost het moeite om het verschil nog voor de geest te halen. En wat voor ons geldt, is overal. De digitale revolutie grijpt overal om zich heen. Alsof we in een andere wereld leven, één met een extra laag: een wereldomspannende telecommunicatieve dimensie die aan de biosfeer is toegevoegd.

De wereld lijkt zich te bewegen als één grote ontwakende draak, - een test voor alle politieke systemen. Zullen zij het uithouden, met hier en daar een aanpassing? Of zullen zij breken en ineenstorten, om plaats te maken voor nieuwe? Klein puntje ter relativering: anders dan in het Westen, is de draak in de Chinese verbeelding geen gewelddadig en vraatzuchtig monster, maar een teken van geluk. Anyway, in crisis lijkt de verwarring een ondergaande zon, maar dat zou anders kunnen uitpakken.



.

vrijdag 30 december 2011

Kunst: van blingbling naar engagement?

Voor de kunst was 2011 een wendingsjaar. Dat is althans de strekking van twee artikelen in de Volkskrant. In het jaar van economische crisis en politieke omwentelingen volgt ook de kunst het veranderende tij. (De tijd dat kunst voorloper was, lijkt achter ons te leggen. Of is dit een teken dat ook de kunst in crisis is?)

Vrijdag 30 december een artikel van Rutger Pontzen, met als titel: ‘Zet open die ramen!’ Opening: ‘Te navelstaarderig, nauwelijks aansluiting met het publiek; de kunstwereld is zelfgenoegzaam. Tot 2011, het jaar waarin Halbe Zijlstra het mes in de subsidies zette. Tijd voor zelfreflectie.’ De kunstwereld moest dit jaar flink bij zichzelf te rade gaan. Waarom? Omdat staatssecretaris Zijlstra de cultuurwereld met 200 miljoen euro bezig is te korten.

‘Wat eerdere (sociaal-democratische) staatssecretarissen en ministers nooit gelukt is, is nu een feit: de kunstwereld moet zich meer en beter gaan verhouden tot haar publiek. Daartoe draait Zijlstra eenvoudigweg de geldkraan dicht, etaleert hij zijn desinteresse en dwingt hij de kunstwereld het zelf maar op te lossen.’

Ik heb niet het gevoel van ‘lekker puh’ naar ‘een uit de hand gelopen linkse hobby’, noch zie ik kunst als ‘een zinloos experiment waar je beter geen (overheids)geld in moet steken’. Mijn eerste, ongenuanceerde reactie is: wat een kleingeestige vertoning! Kunstenaars beginnen pas na te denken over de stand van de cultuur op het moment dat ze gekort worden. Hoe cultureel bewust moet je zijn om een dergelijke prikkel nodig te hebben.

Is kunst een ‘te navelstarend wereldje’ geworden? ‘Een commune van ingewijden die te weinig rekenschap aflegt aan de brede maatschappij’?

Een week eerder, 23 december, eveneens een artikel over kunst als ‘elitegedoe’. Dit keer internationaal bezien. Titel: ‘Duur is dood’. Over een omslagpunt in de kunst. De stelling is dat het demonstreren van excessieve weelde ‘uit’ is, en dat kunstenaars zich weer willen engageren. In het artikel, geschreven door Wieteke van Zeil, wordt vooral gekeken naar ontwikkelingen in de hiphop en de beeldende kunst.

Terwijl het eerder als een pluspunt gold om ‘bling, overdaad en onbegrensd hedonisme’ te kunnen tonen, werkt het nu tegen je.
Denk aan de schedel bezet met diamanten van Damian Hirst: ‘For the love of God’. (De meeste mensen die van dit beeld gehoord hebben weten vooral hoeveel het ding gekost heeft en hoeveel diamanten erin zijn verwerkt.)
Denk aan het gouden sculptuur van model Kate Moss in yogahouding, ‘Siren’, gemaakt door Marc Quinn.
Beide beelden zijn niet bijzonder, als beeld; het is het verhaal dat erover verteld moet worden, om de beelden van artistieke betekenis te laten zijn, - iets wat niet vreemd meer is sinds het urinoir en het fietswiel van Duchamp.
Het zijn weelderige spektakelstukken met een goed verhaal: ze blijven in de herinnering hangen als anekdote.
Hetzelfde geldt voor jetset kunstenaar Jeff Koons met zijn opgeblazen megasculpturen. Spectaculair. Een soort kermisattractie. Het is de vraag of de associatie met kunst überhaupt gemaakt zou worden als Koons zijn productie niet zou begeleiden met een uitgekiende PR-strategie.

Okay, je kunt zeggen: deze kunstenaars laten zien in welk vaarwater de beeldende kunst is terecht gekomen, de laatste tijd. Maar is dat voldoende?

De tijdgeest is veranderd. De crisis slaat om zich heen. Hoe gaan kunstenaars hierop reageren?

Kunstenaars zoeken in hun kunst weer het verband met de sociale realiteit, aldus Van Zeil. Ik citeer:
‘Het kan nog leuk worden in de kunst, volgend jaar. De crisis zal afdwingen dat kunst meer aansluiting zoekt met de realiteit, omdat kunstenaars een groeiende urgentie voelen om zich daarmee bezig te houden. Een urgentie waarmee de kunst alleen maar relevanter wordt. En een betere inspiratie is bijna niet mogelijk, liet de vroege hiphop al zien. De kunst die aansluiting vindt bij de maatschappelijke realiteit zal bovendien aan terrein winnen. Het publiek krijgt er immers een cadeau mee: het kan zich in toenemende mate weer herkennen in de kunst. Dit gaat over mij, ik sta er niet buiten.’

Ben benieuwd wat de artistieke herbronning gaat opleveren. Zal zij zorgen voor vernieuwing? Kunst die mij als toeschouwer zal raken? Verfrissen? Verheffen? Zal kunst opnieuw tot vitale voorpost van het culturele leven worden?

Toegegeven, ik heb mijn twijfels. Ik vraag me sterk af of ik ‘herkenning’ zoek in kunst. (Saai, lijkt me...) En engagement heeft zelden grote kunst opgeleverd, eerder pamfletten. Maar laat ik mijn oordeel opschorten; de kunst moet nog gemaakt worden.

.

zaterdag 3 december 2011

Het profijtelijke geloof in de Sint (en andere artikelen)

.
Zoon Harrie is bijna 6 en gelooft nog heilig in Sinterklaas, zonder een spoor van twijfel, - althans, niet dat ik heb gemerkt. Het dagelijks journaal, gewijd aan deze goede man uit Spanje, wordt op de voet gevolgd; hij wil er geen minuut van missen. De dramaturgen van het journaal hebben het wijs geacht om het paard van Sinterklaas te laten verdwijnen, een kleine week voor de grote viering. Hoe moet het nu met de cadeautjes? Kunnen ze wel worden bezorgd bij de kinderen die in het ‘Grote Boek’ staan? Zoonlief maakte zich er zo druk over dat hij er slecht van kon slapen.

Harrie is doorgaans een nieuwsgierig en kritisch kind. Je kunt hem allang niet meer zomaar iets wijs maken. En als hij het niet vertrouwt, stelt hij de nodige vragen om er achter te komen of het wel klopt.

Opmerkelijk is evenwel dat die nieuwsgierigheid en vooral zijn kritische zin hem volkomen in de steek laten waar het gaat om Sinterklaas, zijn leger aan zwarte Pieten, en de schimmel die de Sint nodig heeft om, bij nacht en ontij, de pakjes te bezorgen.
Geen vraag bij het zingen bij de schoen (zal hij het wel horen?). Geen vraag bij het ontbreken van een schoorsteen in ons huis (waardoor geen Piet naar de huiskamer zal kunnen afdalen om een cadeautje te brengen). Geen vraag bij het paard dat halsbrekende toeren moet uithalen om over al die daken te lopen, zelfs op puntdaken (hoe komt paard met Sint op zo’n dak, en hoe slaagt het heilig genootschap er in om op zoveel daken de ronde te doen, niet één keer, maar zo vaak als dat kinderen aangeven middels hun ‘schoenenkalender’). Om nog maar te zwijgen over de leeftijd van Sint, en andere wonderbaarlijkheden, en over de vele tegenstrijdigheden die iedere nuchtere mens zouden opvallen (behalve gelovigen). Geen vragen, over niets van dat alles.

Bij elk ander onderwerp zou Harrie de nodige vraagtekens hebben gezet, zeker wanneer het ongeveer dagelijks nieuws is. Zo niet bij Sinterklaas c.s. Zelfs niet de vraag of de goed heilig man wel echt bestaat. Terwijl alle strip- en videohelden ondertussen reeds naar hun bestaansrecht is gevraagd. Goden, spoken en draken zijn allemaal al ontmaskerd als niet-bestaand. Of we doen alsof ze bestaan, om ermee te spelen, ‘voor nep’. Sinterklaas, echter, leidt nog steeds een onbetwijfeld bestaan. Is het niet merkwaardig!

De verklaring hoeft wellicht niet ver gezocht te worden. Wanneer je niet meer in Sinterklaas gelooft, is het misschien ook gedaan met de cadeautjes en al het lekkers dat onverbrekelijk met zijn naam is verbonden. Niet zeker, maar toch beter om het risico niet te lopen. Kinderen, immers, krijgen cadeautjes, hun ouders niet, - of in ieder geval, een stuk minder. Wat zou het lot zijn van de goed heiligman wanneer je helemaal niets van hem zou krijgen? Zou er dan ooit nog een kind zo ver komen om in hem te geloven?

Geloven in Sinterklaas is kennelijk buitengewoon profijtelijk, en we werken er allemaal aan mee om de illusie in stand te houden. Aardig is wel dat je er toneel door leert spelen, om het geloofwaardig te houden. Wat me evenwel blijft verwonderen dat zelfs een slim kind niet meer doorvraagt, zijn kritische zin het zwijgen oplegt, en louter nieuwsgierig is in zoverre het profijtelijke verhaal van de Sint er verder mee kan worden opgetuigd.

Onwillekeurig dwalen mijn gedachten af naar andere vormen van geloof: zou daarvoor hetzelfde gelden? Het is bijna flauw om deze vergelijking te treffen. Het zal niet het hele verhaal zijn. Maar toch, dat de verschillende vormen van geloof, en vooral ook de staat van bewustzijn waar ze toe leiden, niets met elkaar te maken zouden hebben, lijkt me onwaarschijnlijk.

Ben benieuwd hoe het zal gaan met geloofsafval. In het geval van Sinterklaas zal dat tenminste ooit komen. Maar goed, dat is van later zorg. Voorlopig heb ik met een zoonlief te maken die heilig gelooft in Sint. En met plezier!

vrijdag 11 november 2011

Wat de Occupy-beweging ondertussen (bij mij) heeft losgemaakt

.
De Occupy-beweging bestaat nu enige tijd. In Amsterdam sinds 15 oktober, toen het Beursplein werd bezet. Regelmatig ga ik even langs. Om mijn solidariteit te betuigen. Om te zien wat er gaande is. Om deel te nemen aan een actie of een discussie. Om even een soepje te eten. Om gewoon even de sfeer te proeven. Daarnaast volg ik het nieuws, informeer me op het internet, lees achtergrondartikelen die verband houden met de zaak van de ‘occupiers’. Inspirerend!

Wat heeft het ondertussen bij mij losgemaakt?
Ten eerste de constatering dat de apathie en onmacht doorbroken kan worden. Wat de Occupy-beweging aan de orde stelt, blijkt te worden herkend door velen.
Dat geldt ook voor mij. Eerlijk gezegd had ik de hoop zo goed als opgegeven dat er ooit nog iets zou veranderen aan de macht van financieel-economische instellingen, zoals banken en beurzen. Met name door de globalisering en liberalisering van de markt leek het me vrijwel onmogelijk geworden om nog greep te krijgen op ontwikkelingen die met kapitaal te maken hebben. Het wereldwijd om zich heen grijpen van de Occupy-beweging heeft mijn fatalisme gekeerd.
Misschien is een systeemverandering nog ver weg, maar tegenmacht is mogelijk en effectief. Misschien dat de stemming onder bevolkingen zodanig zal veranderen dat politiek en bedrijfsleven gedwongen zullen worden om iets te doen, - want daar ligt de kracht van de Occupy-beweging: in de bevolking.

Het huidige financieel-economische systeem begint zijn vanzelfsprekendheid meer en meer te verliezen, en dat is alleen maar toe te juichen. Politiek & economie zijn in hoge mate een kwestie van vertrouwen. (Denk aan het zgn consumentenvertrouwen en het vertrouwen van de burger in de overheid etc.) Dat is ook het voornaamste speelveld van de Occupy-beweging: vertrouwen, plus de afgeleiden ervan, zoals imago. ‘Naming, blaming & shaming’: terecht dat het kleine aantal geldhandelaren dat fors verdient ten koste van talloze burgers en hele economieën destabiliseert, publiekelijk te kijk worden gezet, tezamen met hun politieke vrienden. Alleen al het bekend maken van de blote feiten is effectief.

En er is meer dan dat. Samenleven is niet slechts een kwestie van economie en financiën, - zoals het geval lijkt wanneer je het nieuws volgt (alsof alleen het huishoudboekje van zowel burger als staat op orde hoeft te zijn, en dan zou er verder geen probleem meer zijn). Mentaliteit en cultuur zijn minstens zo belangrijk. Occupy biedt tegenwicht, minstens door efficiëntie en nut niet in alles het hoogste woord te laten hebben, en vooral ook: door ruimte te laten aan meerdere invalshoeken. En van onderaf: niet alleen wat de mediale en politiek elite aan krantenkoppen weten te produceren is van belang om gehoord te worden; er is meer. Dat weet iedereen al lang, maar nu krijgt het ook een spreekbuis.

(Het zou al een enorme winst zijn wanneer de financieel-economische crisis gepaard zou kunnen worden aan de ecologische: zijn daarin niet tal van dwarsverbanden te bespeuren, minstens wat betreft mentaliteit?
Wat zou er gebeuren, hoe zou ons denken over de huidige problemen veranderen, wanneer we radicaal zouden kiezen voor het liefhebben van het leven, inclusief aarde en inclusief diversiteit aan mensen? Wat voor opvattingen en praktijken zouden we kunnen inoefenen om een dergelijke levenshouding te actualiseren? En wat voor uitwerking zou dat hebben op de systemen die we ontwerpen, niet alleen om te overleven, maar om dat gezamenlijk en zo optimaal mogelijk te doen?)

De Occupy-beweging laat (het hebben van) idealen en verlangens opnieuw tot leven komen. Zij is daar uiteraard niet alleen verantwoordelijk voor, maar zij geeft er wel concreet gestalte aan, - en dat is niet onbelangrijk in tijden dat fictief leven meer aandacht lijkt te krijgen dan het feitelijke leven.

Er is alle gelegenheid om de bewustwording over de huidige systeemcrisis te laten groeien, gevoed door het nieuws van de dag (zoals de eurocrisis, de problemen in Griekenland, Italië, etc). De voortdurende presentie van de ‘occupiers’, in Amsterdam en elders, maakt dat er een soort brede horizon ontstaat waartegen hedendaagse ontwikkelingen tot gestalte komen en tegen het licht gehouden kunnen worden.

De huidige crisis (en de financiële is er maar een deel van) dwingt tot een ‘herdenken’ van de toekomst: volgens welke agenda’s leeft de huidige wereld? Tegen welke grenzen lopen zij aan? Wat voor toekomst willen we eigenlijk? En welke rol wil/kan ik daarin spelen? Niet alleen financieel hebben we een schuld uitstaan naar de toekomst, waarvan het de vraag is of we die wel terug kunnen betalen op de manier waarop we nu leven en denken. Stevenen we af op een meervoudige systeemcrash? Kortom, moeten we onze verwachtingen van de toekomst niet grondig herzien?

De bewustwording van de noodzaak van systeemverandering neemt toe, ook al is nog niet duidelijk hoe. Er ontstaat meer en meer een voedingsbodem voor alternatieven. De aanhoudende vraag hoe het anders zou kunnen/moeten is reeds grote winst: zij brengt nieuwsgierigheid en creativiteit op gang! En in feite is de aanwezigheid van Occupy-beweging op vele plekken in de wereld de belichaming van die aanhoudende vraag!

Sociale media, zoals Facebook, bewijzen hun diensten. Zij maken dat de Occupy-beweging zich wereldwijd verbreidt, zonder dat er sprake is van een ‘directie’. Sociale media maken het mogelijk dat het een grassroots-beweging is en blijft. Lokale initiatieven worden gevoed/ geïnspireerd door ontwikkelingen elders.

En er zijn nog andere effecten.
De publieke ruimte is opnieuw een ‘politieke’ ruimte. Eindelijk (weer?) een plek waar je ongedwongen met een pluriformiteit aan mensen in gesprek kunt raken over issues die ons allen aangaan, - de basis van democratie. Moge dit gebruik van de publieke ruimte, als plek voor politiek in haar oorspronkelijke betekenis - nl ‘je gezamenlijk bemoeien met de samenleving’ -, voortduren en onze democratie een nieuwe impuls geven!

Het opmerkelijke is dat de Occupy-beweging mij het gevoel geeft dat mijn inzet ertoe doet, terwijl ik dat helemaal niet (meer) heb bij de ‘gewone’ politiek. Ik kan dan één keer in de zoveel tijd een hokje aankruisen, met de abstracte hoop dat dat ene kruisje, opgeteld bij de vele andere, enig effect zal hebben in de stembusverhoudingen. In het geval van Occupy, als grassroots-beweging, heb ik het gevoel dat alleen mijn solidariteit al van belang is, en dat het stem geven aan die steun al kan betekenen dat het anderen infecteert, waardoor de ‘zaak’ zich verder verspreidt en meer draagkracht krijgt.

En verder:
. Nieuwe omgangsvormen krijgen gestalte. Met name hoe je met elkaar discussieert, zoals wordt gepraktiseerd tijdens vergaderingen van ‘occupiers’. (Laatst was ik bij een workshop ‘geweldloos communiceren’ in de grote tent op het Beursplein, gegeven door een professional, als haar vrijwillige bijdrage. Zij oefende met de aanwezigen manieren om agressieve discussies een positieve wending te geven, met de bedoeling een wederzijds gesprek tot stand te brengen, in plaats vanuit verwijten elkaar te bestoken. Geweldig!)
. Diversiteit kan naast elkaar bestaan, ook in besluitvorming. Mooi om te constateren dat verschillen in motivatie en in politieke opvattingen het met elkaar uithouden. (Eerder vreesde ik dat de beweging gekaapt zou worden door een of andere eenkennige, ideologische ‘partij’. Gelukkig is dat tot nu toe niet gebeurd.)

Al met al geeft de Occupy-beweging me weer moed. Het zou me niet verbazen wanneer de Occupy-beweging een nieuwe impuls zal weten te geven aan engagement. Dat doet het bij mij in ieder geval!
Het heeft zin om je druk te maken over politieke issues en te protesteren (in plaats van alles te reduceren tot het persoonlijke; de slogan ‘verander de wereld, begin bij jezelf’ begin ik steeds dubieuzer te vinden). Het heeft zin om vast te houden aan je gevoelens van ongenoegen en verontwaardiging over wat er in de wereld gebeurt, zowel lokaal als mondiaal. Het heeft zin om te denken aan alternatieven.
En buitenparlementaire tegenmacht blijkt nog steeds mogelijk, en met effect!

De hardnekkigheid van de bezetters maakt een verschil: bravo! Dit maakt dat deze beweging uitstijgt boven een incident in het nieuws van de dag, - waardoor het een week later alweer vergeten zou zijn.

Moge de Occupy-beweging het nog lang volhouden, in welke vorm ook!




[groeitekst: het is goed mogelijk dat deze tekst nog enige veranderingen ondergaat]