maandag 2 april 2012

Op zoek naar de ‘ziel’ van eigentijdse kunst

Een bezoek aan museum Boijmans van Beuningen. Tentoonstellingen met eigentijdse kunst bezoeken is voor mij een welkome ervaring. Ik kan het soms bijzonder nodig hebben: om ontheven te raken van dagelijkse beslommeringen en me te laten inspireren door de sfeer die deze kunst ademt. Wat maakt eigentijdse kunst zo bijzonder? (De aanduiding ‘eigentijds’ moge vreemd lijken; ik doel op de beeldende kunst vanaf begin 20ste eeuw tot nu, met pioniers in de 19de). Anders gezegd, met een oneigentijds woord: wat is haar ziel? Als kunst kenmerkend is voor een tijd en cultuur, wat zegt de eigentijdse kunst dan over de onze? Om deze vragen te verkennen neem ik een aanloop vanuit eerdere tijden. (Boijmans biedt daar uitstekend de gelegenheid toe.)

Bij Middeleeuwse kunst voel ik me een kerk ingetrokken. Zelfs bij schilderijen van Jeroen Bosch krijg ik dat gevoel; zij krijgen betekenis in de context van kunst die in dienst stond van eredienst en devotie. Aangenaam, deze fantasievolle verstilling, maar meer dan een wandeling van herkenning levert het meestal niet op. Misschien dat deze kunst in een kerkelijke omgeving meer effect heeft. Kaarsje erbij. Wierook. In een museum staan deze schilderijen vooral mooi te wezen, maar is dat wel passend? Zeker is dat hun functie een andere was.

Rond 1500 begint de lucht op te klaren. Minder engelen en goddelijke sferen, meer wolken, bergen en landschappen, en menselijke portretten. Denk aan Leonardo da Vinci. In de moderne tijd ontdekt de Europese mens de werkelijkheid van alledag. Dat gebeurt in wetenschap, terwijl er technologie wordt ontwikkeld die steeds meer grip geeft op de tastbare werkelijkheid. Ook in de kunst toont zich de interesse voor wat zich zintuiglijk aan ons voordoet. Op alle mogelijke manieren wordt de werkelijkheid onderzocht. (Is er in dat opzicht sprake van een ‘renaissance’? Ik vraag het me af. Beelden uit de Oudheid stellen meestal een ideaal voor ogen, niet wat men aantrof.) Alles, elk onderwerp, elke mythe, elke gebeurtenis of situatie kan in de moderne tijd aanleiding zijn voor picturale ontdekkingsreizen, om háár in beeld te brengen: de zintuiglijke werkelijkheid, in al haar facetten. (Je zou je bij de weelde aan schilderijen die vanaf de 16de eeuw is ontstaan kunnen afvragen of de onderwerpen er wel toe doen. Ligt de eigenlijke fascinatie niet bij de zintuiglijke werkelijkheid zelf?)

De Nederlandse kunst speelt in deze terreinverkenningen een bijzondere rol. Als ergens het alledaagse leven serieus werd genomen als onderwerp voor schilderkunst, dan was het wel hier ten lande. Van stillevens tot landschappen. Van huiselijke taferelen tot burgerportretten. Ook poëten als Rembrandt en Vermeer namen hun vertrekpunt in de waarneembare wereld.

Deze exploraties raken in de 19de eeuw gaandeweg uitgeput. Bovendien komen technische media tot ontwikkeling, zoals fotografie en film, die heel direct zijn in hun weergave; de schilderkunst krijgt een forse concurrent. Impressionisme is in feite het uiterste van de kunst in de moderne tijd. (Ik heb nooit goed begrepen waarom het impressionisme wordt gerekend tot de nieuwste kunst. Is het niet een verdergaande exploratie van de werkelijkheid zoals we die zintuiglijk waarnemen, met speciale aandacht voor de werking van licht?) In het pointillisme tenslotte lost de zichtbare werkelijkheid letterlijk op, in een tableau van kleine, losse punten.

In de ontwikkeling die volgt zijn Van Gogh en Gauguin overgangsfiguren, breuken en pioniers tegelijk. (In de beeldhouwkunst zou je Rodin kunnen noemen.) In hun kunst manifesteert zich iets nieuws: de werkelijkheid gezien en getransformeerd door de ogen van de individuele beleving. Natuurlijk speelde de beleving van de kunstenaar altijd al een rol in het maken van kunst, maar nu wordt zij hoofdonderwerp, en persoonlijk. Werkelijkheid én beeld worden experimenteertuin voor de speel- en experimenteerdrift van de kunstenaar. De zintuiglijke werkelijkheid benut als projectiescherm en als voorraadkamer aan elementen, ten behoeve van eigen waarheden, - interpretaties die zich gaandeweg minder bekommeren om de werkelijkheid zoals men die aantreft. Ook de picturale middelen worden onderdeel van het experiment, zeker in de loop van de 20ste eeuw. De werkelijkheid wordt iets om te transformeren, ook in kunst. Zij is niet louter voorwerp van beschouwing of onderzoek, maar om mee te spelen. De waarheid van het beeld is niet meer kwestie van ontdekken, maar wordt een uitvinden.

Wat mij in eigentijdse kunst opvalt (en aanspreekt) is de vrijheid die eruit spreekt, of minstens de zucht ernaar. Vrijheid in verbeelding, vrijheid in materiaalgebruik, vrijheid in mentaliteit. Kijk naar Picasso, Klee, Kandinsky, om er enkelen te noemen. Kunst wordt manifestatie van vrije of zich bevrijdende geesten. Sommigen (zoals de surrealisten) zien haar zelfs als revolutionair middel ter culturele bevrijding.

Eigentijdse kunst is er niet per se om van te genieten; zij wil transformeren: de toeschouwer, de wereld, of allebei, en in de eerste plaats de kunstenaar zelf.

Wanneer je kunstgeschiedenisboeken doorneemt, met name de breedpubliekelijke, dan is opmerkelijk hoe slecht men raad weet met de beeldende kunst van de afgelopen 40 jaar. Zeg maar vanaf Beuys ongeveer. Is zij anders dan de kunst die begon met pioniers als Van Gogh en Gauguin? Voorlopig blijf ik haar zien als onderdeel van eenzelfde culturele beweging, - niet door te kijken naar onderwerp of materiaalkeuze, maar gemeten naar het effect dat het werk op mij heeft: een gevoel van vrijheid, spel en experiment.

zaterdag 21 januari 2012

De wereld in anti-systeem beweging: een politieke test

Opmerkelijk zijn de anti-systeem bewegingen in het politieke landschap, op tal van plekken in de wereld.

De opstanden in de Arabische wereld hebben allen het heersende systeem in het vizier. Van werkelijk succes kan nauwelijks nog worden gesproken, behalve dat dictaturen niet langer geaccepteerd worden door grote delen van de bevolking. Sommige worden omvergeworpen, maar wat komt er voor in de plaats?

De Occupy-beweging doet iets vergelijkbaars, maar dan in de Westerse wereld: systeemkritiek. De democratische rechtstaat wordt meestal als systeem niet ter discussie gesteld, maar wel het functioneren ervan, met name richting financiële sector en de markteconomie.

In Europa komt daar nog eens bij: de sterke groei van anti-establishment bewegingen die zich politiek meer en meer aan het vertalen zijn in obstakels voor de gevestigde politiek. Niet van links komend (zoals enkele decennia geleden), maar van rechts. Gevoed door onrust over economische malaise en een voortvretende financiële crisis en door onvrede op het identiteitsfront, met immigratie en islamisering als voornaamste doelwitten.

In eigen land lijkt het anti-establishmen protest, aangevoerd door Wilders, over zijn hoogtepunt heen. Ingekapseld, zo lijkt het. (Of is het luwte?)

Dat is niet overal zo. Bijvoorbeeld in Frankrijk.
Le Monde van 13 januari opent met een artikel over het alledaags worden (‘banalisation’) van de extreemrechtse partij van Marine Le Pen. Volgens een recente peiling stemt bijna een derde (!) van de Fransen in met de ideeën van het Front national. In negatieve zin tamboereert Le Pen op alle thema’s die de andere partijen min of meer als een gegeven accepteren: de EU, de euro, multiculturaliteit, ruimte voor de islam binnen de samenleving, mondialisering, vrije markt, - om de belangrijkste te noemen. En met dit verzet spreekt zij kennelijk een fors deel van de Franse bevolking aan.

Zullen Europese democratieën de systeemtest onder druk van extreemrechtse bewegingen doorstaan? Of zitten we in een sluipende erodering van het politieke klimaat?

Naast het ‘wereldnieuws’ in ons deel van de wereld zijn er de gebeurtenissen die onze pers nauwelijks halen. Ik denk aan de vele plaatselijke opstanden in China, vaak tegen onrechtvaardige praktijken, corrupte ambtenaren, e.d. Ik denk ook aan de burgeroorlogen en gewelddadige ‘incidenten’ in Zwart Afrika; tal van landen in dit deel van de wereld kunnen nauwelijks worden gezien als een functionerend politiek systeem.

En laten we Amerika niet vergeten. Het politieke systeem aldaar heeft niet alleen te maken met protest van de zijde van de Occupy-beweging. Ook rechts-Republikeins staat het onder druk: alle kandidaten voor het presidentiële kandidaatschap pleiten voor een reductie van Washington.

Wat hebben deze anti-systeem bewegingen te beduiden? Is er sprake van iets gemeenschappelijks? Of zijn de gebeurtenissen (kritiek, verzet, protesten, opstanden) voornamelijk lokaal gemotiveerd, en is hun gelijktijdigheid eerder toeval? Is het door de geglobaliseerde media waardoor het lijkt alsof de chaos overal aan het toenemen is? Of is er werkelijk iets groters of veelomvattenders aan de hand?

Zeker is dat chaos niet de enige component is van deze bewegingen. Er zijn ook berichten over enorme verbeteringen in levensstandaard, gezondheid en levenstijl op wereldschaal, de afgelopen decennia, met name in het niet-Westerse deel van de wereld.

Wat we gemakkelijk vergeten is bovendien de nauwelijks te overschatten impact van de technologische revolutie, met name in mobiele communicatie en internet. Ik hoef slechts terug te denken aan de wereld van 20 jaar geleden: met name communicatief kost het moeite om het verschil nog voor de geest te halen. En wat voor ons geldt, is overal. De digitale revolutie grijpt overal om zich heen. Alsof we in een andere wereld leven, één met een extra laag: een wereldomspannende telecommunicatieve dimensie die aan de biosfeer is toegevoegd.

De wereld lijkt zich te bewegen als één grote ontwakende draak, - een test voor alle politieke systemen. Zullen zij het uithouden, met hier en daar een aanpassing? Of zullen zij breken en ineenstorten, om plaats te maken voor nieuwe? Klein puntje ter relativering: anders dan in het Westen, is de draak in de Chinese verbeelding geen gewelddadig en vraatzuchtig monster, maar een teken van geluk. Anyway, in crisis lijkt de verwarring een ondergaande zon, maar dat zou anders kunnen uitpakken.



.

vrijdag 30 december 2011

Kunst: van blingbling naar engagement?

Voor de kunst was 2011 een wendingsjaar. Dat is althans de strekking van twee artikelen in de Volkskrant. In het jaar van economische crisis en politieke omwentelingen volgt ook de kunst het veranderende tij. (De tijd dat kunst voorloper was, lijkt achter ons te leggen. Of is dit een teken dat ook de kunst in crisis is?)

Vrijdag 30 december een artikel van Rutger Pontzen, met als titel: ‘Zet open die ramen!’ Opening: ‘Te navelstaarderig, nauwelijks aansluiting met het publiek; de kunstwereld is zelfgenoegzaam. Tot 2011, het jaar waarin Halbe Zijlstra het mes in de subsidies zette. Tijd voor zelfreflectie.’ De kunstwereld moest dit jaar flink bij zichzelf te rade gaan. Waarom? Omdat staatssecretaris Zijlstra de cultuurwereld met 200 miljoen euro bezig is te korten.

‘Wat eerdere (sociaal-democratische) staatssecretarissen en ministers nooit gelukt is, is nu een feit: de kunstwereld moet zich meer en beter gaan verhouden tot haar publiek. Daartoe draait Zijlstra eenvoudigweg de geldkraan dicht, etaleert hij zijn desinteresse en dwingt hij de kunstwereld het zelf maar op te lossen.’

Ik heb niet het gevoel van ‘lekker puh’ naar ‘een uit de hand gelopen linkse hobby’, noch zie ik kunst als ‘een zinloos experiment waar je beter geen (overheids)geld in moet steken’. Mijn eerste, ongenuanceerde reactie is: wat een kleingeestige vertoning! Kunstenaars beginnen pas na te denken over de stand van de cultuur op het moment dat ze gekort worden. Hoe cultureel bewust moet je zijn om een dergelijke prikkel nodig te hebben.

Is kunst een ‘te navelstarend wereldje’ geworden? ‘Een commune van ingewijden die te weinig rekenschap aflegt aan de brede maatschappij’?

Een week eerder, 23 december, eveneens een artikel over kunst als ‘elitegedoe’. Dit keer internationaal bezien. Titel: ‘Duur is dood’. Over een omslagpunt in de kunst. De stelling is dat het demonstreren van excessieve weelde ‘uit’ is, en dat kunstenaars zich weer willen engageren. In het artikel, geschreven door Wieteke van Zeil, wordt vooral gekeken naar ontwikkelingen in de hiphop en de beeldende kunst.

Terwijl het eerder als een pluspunt gold om ‘bling, overdaad en onbegrensd hedonisme’ te kunnen tonen, werkt het nu tegen je.
Denk aan de schedel bezet met diamanten van Damian Hirst: ‘For the love of God’. (De meeste mensen die van dit beeld gehoord hebben weten vooral hoeveel het ding gekost heeft en hoeveel diamanten erin zijn verwerkt.)
Denk aan het gouden sculptuur van model Kate Moss in yogahouding, ‘Siren’, gemaakt door Marc Quinn.
Beide beelden zijn niet bijzonder, als beeld; het is het verhaal dat erover verteld moet worden, om de beelden van artistieke betekenis te laten zijn, - iets wat niet vreemd meer is sinds het urinoir en het fietswiel van Duchamp.
Het zijn weelderige spektakelstukken met een goed verhaal: ze blijven in de herinnering hangen als anekdote.
Hetzelfde geldt voor jetset kunstenaar Jeff Koons met zijn opgeblazen megasculpturen. Spectaculair. Een soort kermisattractie. Het is de vraag of de associatie met kunst überhaupt gemaakt zou worden als Koons zijn productie niet zou begeleiden met een uitgekiende PR-strategie.

Okay, je kunt zeggen: deze kunstenaars laten zien in welk vaarwater de beeldende kunst is terecht gekomen, de laatste tijd. Maar is dat voldoende?

De tijdgeest is veranderd. De crisis slaat om zich heen. Hoe gaan kunstenaars hierop reageren?

Kunstenaars zoeken in hun kunst weer het verband met de sociale realiteit, aldus Van Zeil. Ik citeer:
‘Het kan nog leuk worden in de kunst, volgend jaar. De crisis zal afdwingen dat kunst meer aansluiting zoekt met de realiteit, omdat kunstenaars een groeiende urgentie voelen om zich daarmee bezig te houden. Een urgentie waarmee de kunst alleen maar relevanter wordt. En een betere inspiratie is bijna niet mogelijk, liet de vroege hiphop al zien. De kunst die aansluiting vindt bij de maatschappelijke realiteit zal bovendien aan terrein winnen. Het publiek krijgt er immers een cadeau mee: het kan zich in toenemende mate weer herkennen in de kunst. Dit gaat over mij, ik sta er niet buiten.’

Ben benieuwd wat de artistieke herbronning gaat opleveren. Zal zij zorgen voor vernieuwing? Kunst die mij als toeschouwer zal raken? Verfrissen? Verheffen? Zal kunst opnieuw tot vitale voorpost van het culturele leven worden?

Toegegeven, ik heb mijn twijfels. Ik vraag me sterk af of ik ‘herkenning’ zoek in kunst. (Saai, lijkt me...) En engagement heeft zelden grote kunst opgeleverd, eerder pamfletten. Maar laat ik mijn oordeel opschorten; de kunst moet nog gemaakt worden.

.

zaterdag 3 december 2011

Het profijtelijke geloof in de Sint (en andere artikelen)

.
Zoon Harrie is bijna 6 en gelooft nog heilig in Sinterklaas, zonder een spoor van twijfel, - althans, niet dat ik heb gemerkt. Het dagelijks journaal, gewijd aan deze goede man uit Spanje, wordt op de voet gevolgd; hij wil er geen minuut van missen. De dramaturgen van het journaal hebben het wijs geacht om het paard van Sinterklaas te laten verdwijnen, een kleine week voor de grote viering. Hoe moet het nu met de cadeautjes? Kunnen ze wel worden bezorgd bij de kinderen die in het ‘Grote Boek’ staan? Zoonlief maakte zich er zo druk over dat hij er slecht van kon slapen.

Harrie is doorgaans een nieuwsgierig en kritisch kind. Je kunt hem allang niet meer zomaar iets wijs maken. En als hij het niet vertrouwt, stelt hij de nodige vragen om er achter te komen of het wel klopt.

Opmerkelijk is evenwel dat die nieuwsgierigheid en vooral zijn kritische zin hem volkomen in de steek laten waar het gaat om Sinterklaas, zijn leger aan zwarte Pieten, en de schimmel die de Sint nodig heeft om, bij nacht en ontij, de pakjes te bezorgen.
Geen vraag bij het zingen bij de schoen (zal hij het wel horen?). Geen vraag bij het ontbreken van een schoorsteen in ons huis (waardoor geen Piet naar de huiskamer zal kunnen afdalen om een cadeautje te brengen). Geen vraag bij het paard dat halsbrekende toeren moet uithalen om over al die daken te lopen, zelfs op puntdaken (hoe komt paard met Sint op zo’n dak, en hoe slaagt het heilig genootschap er in om op zoveel daken de ronde te doen, niet één keer, maar zo vaak als dat kinderen aangeven middels hun ‘schoenenkalender’). Om nog maar te zwijgen over de leeftijd van Sint, en andere wonderbaarlijkheden, en over de vele tegenstrijdigheden die iedere nuchtere mens zouden opvallen (behalve gelovigen). Geen vragen, over niets van dat alles.

Bij elk ander onderwerp zou Harrie de nodige vraagtekens hebben gezet, zeker wanneer het ongeveer dagelijks nieuws is. Zo niet bij Sinterklaas c.s. Zelfs niet de vraag of de goed heilig man wel echt bestaat. Terwijl alle strip- en videohelden ondertussen reeds naar hun bestaansrecht is gevraagd. Goden, spoken en draken zijn allemaal al ontmaskerd als niet-bestaand. Of we doen alsof ze bestaan, om ermee te spelen, ‘voor nep’. Sinterklaas, echter, leidt nog steeds een onbetwijfeld bestaan. Is het niet merkwaardig!

De verklaring hoeft wellicht niet ver gezocht te worden. Wanneer je niet meer in Sinterklaas gelooft, is het misschien ook gedaan met de cadeautjes en al het lekkers dat onverbrekelijk met zijn naam is verbonden. Niet zeker, maar toch beter om het risico niet te lopen. Kinderen, immers, krijgen cadeautjes, hun ouders niet, - of in ieder geval, een stuk minder. Wat zou het lot zijn van de goed heiligman wanneer je helemaal niets van hem zou krijgen? Zou er dan ooit nog een kind zo ver komen om in hem te geloven?

Geloven in Sinterklaas is kennelijk buitengewoon profijtelijk, en we werken er allemaal aan mee om de illusie in stand te houden. Aardig is wel dat je er toneel door leert spelen, om het geloofwaardig te houden. Wat me evenwel blijft verwonderen dat zelfs een slim kind niet meer doorvraagt, zijn kritische zin het zwijgen oplegt, en louter nieuwsgierig is in zoverre het profijtelijke verhaal van de Sint er verder mee kan worden opgetuigd.

Onwillekeurig dwalen mijn gedachten af naar andere vormen van geloof: zou daarvoor hetzelfde gelden? Het is bijna flauw om deze vergelijking te treffen. Het zal niet het hele verhaal zijn. Maar toch, dat de verschillende vormen van geloof, en vooral ook de staat van bewustzijn waar ze toe leiden, niets met elkaar te maken zouden hebben, lijkt me onwaarschijnlijk.

Ben benieuwd hoe het zal gaan met geloofsafval. In het geval van Sinterklaas zal dat tenminste ooit komen. Maar goed, dat is van later zorg. Voorlopig heb ik met een zoonlief te maken die heilig gelooft in Sint. En met plezier!

vrijdag 11 november 2011

Wat de Occupy-beweging ondertussen (bij mij) heeft losgemaakt

.
De Occupy-beweging bestaat nu enige tijd. In Amsterdam sinds 15 oktober, toen het Beursplein werd bezet. Regelmatig ga ik even langs. Om mijn solidariteit te betuigen. Om te zien wat er gaande is. Om deel te nemen aan een actie of een discussie. Om even een soepje te eten. Om gewoon even de sfeer te proeven. Daarnaast volg ik het nieuws, informeer me op het internet, lees achtergrondartikelen die verband houden met de zaak van de ‘occupiers’. Inspirerend!

Wat heeft het ondertussen bij mij losgemaakt?
Ten eerste de constatering dat de apathie en onmacht doorbroken kan worden. Wat de Occupy-beweging aan de orde stelt, blijkt te worden herkend door velen.
Dat geldt ook voor mij. Eerlijk gezegd had ik de hoop zo goed als opgegeven dat er ooit nog iets zou veranderen aan de macht van financieel-economische instellingen, zoals banken en beurzen. Met name door de globalisering en liberalisering van de markt leek het me vrijwel onmogelijk geworden om nog greep te krijgen op ontwikkelingen die met kapitaal te maken hebben. Het wereldwijd om zich heen grijpen van de Occupy-beweging heeft mijn fatalisme gekeerd.
Misschien is een systeemverandering nog ver weg, maar tegenmacht is mogelijk en effectief. Misschien dat de stemming onder bevolkingen zodanig zal veranderen dat politiek en bedrijfsleven gedwongen zullen worden om iets te doen, - want daar ligt de kracht van de Occupy-beweging: in de bevolking.

Het huidige financieel-economische systeem begint zijn vanzelfsprekendheid meer en meer te verliezen, en dat is alleen maar toe te juichen. Politiek & economie zijn in hoge mate een kwestie van vertrouwen. (Denk aan het zgn consumentenvertrouwen en het vertrouwen van de burger in de overheid etc.) Dat is ook het voornaamste speelveld van de Occupy-beweging: vertrouwen, plus de afgeleiden ervan, zoals imago. ‘Naming, blaming & shaming’: terecht dat het kleine aantal geldhandelaren dat fors verdient ten koste van talloze burgers en hele economieën destabiliseert, publiekelijk te kijk worden gezet, tezamen met hun politieke vrienden. Alleen al het bekend maken van de blote feiten is effectief.

En er is meer dan dat. Samenleven is niet slechts een kwestie van economie en financiën, - zoals het geval lijkt wanneer je het nieuws volgt (alsof alleen het huishoudboekje van zowel burger als staat op orde hoeft te zijn, en dan zou er verder geen probleem meer zijn). Mentaliteit en cultuur zijn minstens zo belangrijk. Occupy biedt tegenwicht, minstens door efficiëntie en nut niet in alles het hoogste woord te laten hebben, en vooral ook: door ruimte te laten aan meerdere invalshoeken. En van onderaf: niet alleen wat de mediale en politiek elite aan krantenkoppen weten te produceren is van belang om gehoord te worden; er is meer. Dat weet iedereen al lang, maar nu krijgt het ook een spreekbuis.

(Het zou al een enorme winst zijn wanneer de financieel-economische crisis gepaard zou kunnen worden aan de ecologische: zijn daarin niet tal van dwarsverbanden te bespeuren, minstens wat betreft mentaliteit?
Wat zou er gebeuren, hoe zou ons denken over de huidige problemen veranderen, wanneer we radicaal zouden kiezen voor het liefhebben van het leven, inclusief aarde en inclusief diversiteit aan mensen? Wat voor opvattingen en praktijken zouden we kunnen inoefenen om een dergelijke levenshouding te actualiseren? En wat voor uitwerking zou dat hebben op de systemen die we ontwerpen, niet alleen om te overleven, maar om dat gezamenlijk en zo optimaal mogelijk te doen?)

De Occupy-beweging laat (het hebben van) idealen en verlangens opnieuw tot leven komen. Zij is daar uiteraard niet alleen verantwoordelijk voor, maar zij geeft er wel concreet gestalte aan, - en dat is niet onbelangrijk in tijden dat fictief leven meer aandacht lijkt te krijgen dan het feitelijke leven.

Er is alle gelegenheid om de bewustwording over de huidige systeemcrisis te laten groeien, gevoed door het nieuws van de dag (zoals de eurocrisis, de problemen in Griekenland, Italië, etc). De voortdurende presentie van de ‘occupiers’, in Amsterdam en elders, maakt dat er een soort brede horizon ontstaat waartegen hedendaagse ontwikkelingen tot gestalte komen en tegen het licht gehouden kunnen worden.

De huidige crisis (en de financiële is er maar een deel van) dwingt tot een ‘herdenken’ van de toekomst: volgens welke agenda’s leeft de huidige wereld? Tegen welke grenzen lopen zij aan? Wat voor toekomst willen we eigenlijk? En welke rol wil/kan ik daarin spelen? Niet alleen financieel hebben we een schuld uitstaan naar de toekomst, waarvan het de vraag is of we die wel terug kunnen betalen op de manier waarop we nu leven en denken. Stevenen we af op een meervoudige systeemcrash? Kortom, moeten we onze verwachtingen van de toekomst niet grondig herzien?

De bewustwording van de noodzaak van systeemverandering neemt toe, ook al is nog niet duidelijk hoe. Er ontstaat meer en meer een voedingsbodem voor alternatieven. De aanhoudende vraag hoe het anders zou kunnen/moeten is reeds grote winst: zij brengt nieuwsgierigheid en creativiteit op gang! En in feite is de aanwezigheid van Occupy-beweging op vele plekken in de wereld de belichaming van die aanhoudende vraag!

Sociale media, zoals Facebook, bewijzen hun diensten. Zij maken dat de Occupy-beweging zich wereldwijd verbreidt, zonder dat er sprake is van een ‘directie’. Sociale media maken het mogelijk dat het een grassroots-beweging is en blijft. Lokale initiatieven worden gevoed/ geïnspireerd door ontwikkelingen elders.

En er zijn nog andere effecten.
De publieke ruimte is opnieuw een ‘politieke’ ruimte. Eindelijk (weer?) een plek waar je ongedwongen met een pluriformiteit aan mensen in gesprek kunt raken over issues die ons allen aangaan, - de basis van democratie. Moge dit gebruik van de publieke ruimte, als plek voor politiek in haar oorspronkelijke betekenis - nl ‘je gezamenlijk bemoeien met de samenleving’ -, voortduren en onze democratie een nieuwe impuls geven!

Het opmerkelijke is dat de Occupy-beweging mij het gevoel geeft dat mijn inzet ertoe doet, terwijl ik dat helemaal niet (meer) heb bij de ‘gewone’ politiek. Ik kan dan één keer in de zoveel tijd een hokje aankruisen, met de abstracte hoop dat dat ene kruisje, opgeteld bij de vele andere, enig effect zal hebben in de stembusverhoudingen. In het geval van Occupy, als grassroots-beweging, heb ik het gevoel dat alleen mijn solidariteit al van belang is, en dat het stem geven aan die steun al kan betekenen dat het anderen infecteert, waardoor de ‘zaak’ zich verder verspreidt en meer draagkracht krijgt.

En verder:
. Nieuwe omgangsvormen krijgen gestalte. Met name hoe je met elkaar discussieert, zoals wordt gepraktiseerd tijdens vergaderingen van ‘occupiers’. (Laatst was ik bij een workshop ‘geweldloos communiceren’ in de grote tent op het Beursplein, gegeven door een professional, als haar vrijwillige bijdrage. Zij oefende met de aanwezigen manieren om agressieve discussies een positieve wending te geven, met de bedoeling een wederzijds gesprek tot stand te brengen, in plaats vanuit verwijten elkaar te bestoken. Geweldig!)
. Diversiteit kan naast elkaar bestaan, ook in besluitvorming. Mooi om te constateren dat verschillen in motivatie en in politieke opvattingen het met elkaar uithouden. (Eerder vreesde ik dat de beweging gekaapt zou worden door een of andere eenkennige, ideologische ‘partij’. Gelukkig is dat tot nu toe niet gebeurd.)

Al met al geeft de Occupy-beweging me weer moed. Het zou me niet verbazen wanneer de Occupy-beweging een nieuwe impuls zal weten te geven aan engagement. Dat doet het bij mij in ieder geval!
Het heeft zin om je druk te maken over politieke issues en te protesteren (in plaats van alles te reduceren tot het persoonlijke; de slogan ‘verander de wereld, begin bij jezelf’ begin ik steeds dubieuzer te vinden). Het heeft zin om vast te houden aan je gevoelens van ongenoegen en verontwaardiging over wat er in de wereld gebeurt, zowel lokaal als mondiaal. Het heeft zin om te denken aan alternatieven.
En buitenparlementaire tegenmacht blijkt nog steeds mogelijk, en met effect!

De hardnekkigheid van de bezetters maakt een verschil: bravo! Dit maakt dat deze beweging uitstijgt boven een incident in het nieuws van de dag, - waardoor het een week later alweer vergeten zou zijn.

Moge de Occupy-beweging het nog lang volhouden, in welke vorm ook!




[groeitekst: het is goed mogelijk dat deze tekst nog enige veranderingen ondergaat]

vrijdag 4 november 2011

Bravo voor Papandreou! Politici, gebruik je macht en stop de chantage door luchthandel!

Buitengewoon boeiende zet van de Griekse premier Papandreou, om een referendum voor te stellen! Vrijwel iedereen schreeuwde moord en brand, - althans, in de media. Maar wat wil men? Is het de bedoeling de democratie buiten spel te zetten? Moet Europa uit eigen beweging tot een soort China worden dat zich schijndemocratisch laat dicteren door een politbureau in Brussel?

Natuurlijk laat je het volk meebeslissen wanneer je als politiek verantwoordelijke gaat instemmen met een bezuinigingspakket waar je als bevolking jarenlang last van gaat krijgen. Natuurlijk zet je met het referendumvoorstel de conservatieve oppositie het mes op de keel, en eis je dat zij haar verantwoordelijkheid neemt (in plaats van slechts ‘tegen’ te zijn uit politiek opportunisme), - nota bene terwijl de sjiek van Griekenland decennialang heeft geweigerd belasting te betalen. Natuurlijk negeer je de woede van lieden als Sarkozy die Europese politiek in een dictatenregime dreigen te transformeren.

Laten Europese politici een voorbeeld nemen aan Papandreou. Als Europese politiek slechts mogelijk is door je als lidstaat nog kleiner te maken dan je al bent, door je gedeisd te houden en je indirect te laten dicteren door de financiële sector, dan is het beter dat er een einde aan komt.

Het gepiep over de dreigende ‘val van de euro’ riekt naar propaganda en chantage. Ik geloof er helemaal niets van. Ik krijg er hetzelfde gevoel bij als bij de weken durende verhalen over ‘massavernietigingswapens’ in Irak, voorafgaand aan de militaire acties van Bush and Blair. Leugens bleken het te zijn.

Bovendien, als de euro zo zwak is dat zij dreigt te vallen door financiële problemen van een kleine lidstaat als Griekenland, dan is het beter dat zij valt. De ‘fundamentals’ van deze gemeenschapsmunt zijn dan totaal ondeugdelijk. We kunnen dan de komende jaren telkens opnieuw hetzelfde tafereel verwachten, met dezelfde chantage.

De propagandamachine draait weer volop. In de Volkskrant van 4 november, in verband met de eurocrisis: ‘Sarkozy verwees naar de vele oorlogen die op het continent zijn uitgevochten’. Walgelijk goedkoop om nu met dergelijke statements te komen.

En: ‘Als euro ontploft, ontploft Europa’. Nogmaals, als dit werkelijk zo is, en als dit valschema simpelweg getriggerd kan worden door het wangedrag van een van de lidstaten, en nog wel een van de kleinste, dan is het beter dat de EU wordt opgeheven!

De ziener van Europa, Sarkozy, verkondigde in Cannes zijn visioen: ‘De euro gaat vóór Griekenland. De euro is het kloppende hart van Europa.’ Wordt het dan niet tijd dat Europa een ander hart krijgt?

Het is absurd, to say the least, dat elk politiek besluit in de EU wordt begeleid door de angst: hoe zullen de beurzen reageren? Waar is godverdomme de handelingsruimte van politici gebleven? Wordt ons lot als Europees burger afhankelijk gemaakt van een stelletje niet-nadenkende, dollarhitsige en als geldmachines acterende beurshandelaren? Dat is toch volkomen van de zotte!

Ik verwelkom elke politieke actie die de afhankelijkheid van de financiële sector niet langer voor lief neemt. Politici van Europa, neem je verantwoordelijkheid, en gebruik waar je voor in het leven bent geroepen: democratische macht! Laat je niet langer kisten door luchthandel!

Anyway, laat de keuze aan de Grieken. En als zij ervoor zouden kiezen om uit de euro te stappen, waarom niet? Ik citeer Arjo Klamer in NRC-next:
‘Ik stel voor om eens naar Argentinië te kijken. Argentinië verkeerde in 2001 in dezelfde situatie als Griekenland nu. Ook Argentinië had een grote publieke schuld. Ook daar greep het IMF in, met het bekende recept van bezuinigen en knijpen. In 2001 besloot de toenmalige president Saá tot het faillissement van Argentinië. Hij trad af. Zijn opvolger besloot in januari 2002 de vaste wisselkoers tussen pesos en dollar los te laten. Het gevolg was dat Argentijnen in één nacht 60 procent van hun vermogen kwijtraakten. President Nestor Kirchner (de man van de huidige president) keerde zich vervolgens tegen de IMF, investeerde in bedrijvigheid en verbeterde de sociale voorzieningen. De Argentijnen hervonden het vertrouwen in hun eigen samenleving en organiseerden spontaan ruilsystemen. Het gevolg was een aanhoudende groei van rond de 8 procent.
Het kan anders, als we de werkelijke problemen onder ogen durven zien en als we niet vasthouden aan de euro als iets heiligs.’ (4-11-11)

Tenslotte. Ik ben vóór Europa, niet tegen de euro, maar als de euro betekent dat we voortaan geregeerd worden door beurshandelaren, dan maar een Europa zonder euro.

zaterdag 22 oktober 2011

Het Occupy-rizoom, een ongrijpbare presentie

De Occupy-beweging, zoals die nu om zich heen grijpt, is een beweging zonder leiding en zonder eenduidig eisenpakket. Is dat een bezwaar? Het feit dat zij al enige weken van zich doet spreken en zich wereldwijd uitbreidt, geeft een aanwijzing voor een eerste antwoord: kennelijk niet.

Alleen al de volgehouden aanwezigheid van actievoerders op symbolische locaties heeft het nodige effect, waardoor hun zaak in de aandacht komt en blijft. Enigszins vergelijkbaar met de acties van Greenpeace: bearing witness, getuige zijn van onrecht, om zo een (milieu)probleem te laten zien, en er publiciteit aan te geven.

Het is als het stellen en uithouden van een vraag: ook al komt er niet direct een antwoord, het maakt wel dat je het onderwerp blijft onderzoeken. Een vraag blijkt veel vruchtbaarder dan een antwoord.

Om de kwestie open te houden, is het een voordeel dat de Occupy-beweging geen leider heeft, geen porte-parole, en geen eenduidig eisenpakket. Zo kan niemand het protest monopoliseren of simplistisch reduceren, - hetgeen zeker van belang is bij de problemen waar de Occupy-beweging aandacht voor vraagt: zij zijn complex en meer-dimensionaal. Elk simpel antwoord zou ongeloofwaardig zijn.

De kracht van de Occupy-beweging zit in haar ongrijpbaarheid als grassroots-beweging, die zich manifesteert als een rizoom, om een denkbeeld van Deleuze te gebruiken: een organisatievorm zonder aanwijsbaar centrum en zonder verticale directie, eerder een horizontale woekering, zich oncontroleerbaar uitbreidend, als onkruid in een tuin. In de woorden van Deleuze: "Een rizoom is een niet-hiërarchisch en niet-betekenisdragend systeem dat uitsluitend bepaald wordt door een circulatie van toestanden, zonder Generaal, zonder een organiserend geheugen of centrale automaat".

Anders dan bijeenkomsten van actiegroepen of politieke partijen ervaar ik de gezamenlijkheid op het Beursplein als een gebeurtenis in een publieke ruimte (in de zin van Hannah Arendt): in een tussenruimte, waarin de pluraliteit van mensen tot haar recht kan komen, - een ruimte, niet alleen om te ontmoeten, maar ook om met elkaar in gesprek te gaan, en om verschillen in belangen, perspectieven en opvattingen over samenleven in discussie te brengen. Basaal politiek dus, juist omdat een verscheidenheid aan mensen zich met elkaar druk maakt over hun leefwereld. Bijna nergens is zoiets te vinden.

Onvrede of verzet heeft zelden slechts één naam, en dat geldt zeker voor de ‘zaak’ van de Occupy-beweging. De motivaties voor sympathie of solidariteit zijn zeer uiteenlopend. Het zou fataal zijn wanneer deze diversiteit tot een eenheid zou worden gesmeed, zowel in denken als in organisatiestructuur. De Occupy-kracht zit niet in bundeling van krachten, maar in het uitspreiden ervan.

Door deze (non-)structuur blijft de Occupy-beweging méér dan een identificeerbaar incident dat eenmalig de kranten haalt, om vervolgens te worden overspoeld door nieuwe incidenten, alsof het nooit heeft plaatsgevonden.

Hoe lang zal het Occupy-rizoom effectief blijven? Tot de winter intreedt en het te koud wordt om nog langer actie te voeren in tentenkampen op symbolische plekken?

Gelukkig hangt het voortbestaan van de Occupy-beweging niet louter af van tentenkampen. Internet is het overkoepelende actieveld van deze protestbeweging. (Zelfs dit schrijfsel zou je er als onderdeel van kunnen zien.) Haar presentie, op het Beursplein bijvoorbeeld, staat niet op zichzelf, maar is virtueel verbonden met een netwerk dat oneindig veel verder reikt, - een ongrijpbare grootheid. Houdt het in Amsterdam op, dan gaat het elders verder. De diversiteit van het Occupy-rizoom, zowel qua standpunt als in locatie, wordt bijeengehouden én mogelijk gemaakt door een mondiaal medium. Een virtuele gemeenschap als broedplaats voor protest en solidariteit, en ook voor vernieuwing en initiatieven.

Het is niet duidelijk welke kant het op zal gaan. Ook over het belang ervan heerst onduidelijkheid. Sommigen bagatelliseren de boel. Anderen gaan heel ver in hun duiding (of is het hoop?). Zo spreekt een commentator in de Volkskrant zelfs over ‘revolutionaire dimensies’, en trekt hij een vergelijking met onrust aan de vooravond van de Franse Revolutie:
“De zogenoemde Occupy-beweging begint mondiale allures te krijgen. Het lijkt verstandig deze beweging, die weleens revolutionaire dimensies zou kunnen aannemen als de europroblematiek niet snel wordt opgelost, uiterst serieus te nemen.
De geschiedenis herhaalt zich nooit precies, en toch is er een zekere analogie met de beweging van de sansculotten, de ‘kleine luyden’ die de ruggengraat vormden van de Franse Revolutie. Enerzijds voelt men zich bedreigd door onzekerheid over zijn baan, zijn inkomen en carrière, inflatie, en een onbestemd gevoel van een op handen zijnde sociale crisis. Anderzijds is er de nieuwe geldadel van bankiers en financiële goochelaars, die bonussen en andere voordelen en privileges incasseren zonder dat de meerderheid van de bevolking hiervoor enige rechtvaardiging ziet. Het is het nieuwe Ancien Régime.” (Bernard van Praag in de Volkskrant van 21 oktober 2011)

Of deze vergelijking terecht is, zal de tijd leren. Dat er genoeg reden is en blijft voor de Occupy-beweging bewijst zich elke dag weer wanneer je de krant openslaat en leest over financieel-economische perikelen, van pensioenonzekerheid tot potten gevuld met miljoenen aan bonus voor bankiers en de aanhoudende Eurocrisis.

Het is de vraag of een rizoom de kracht van een revolutie kan hebben, zoals de Volkskrant-commentator suggereerde. Een andere vraag is of we op een revolutie zitten te wachten.

Sinds de Franse Revolutie behoort een totale omwenteling tot de politieke verbeelding, van zowel links als rechts. Het lijkt zelfs het summum van vernieuwing, - alsof er dan pas echt iets gebeurt. Maar is dat zo? Zijn revoluties niet vaak de enige mogelijkheid om uit een verstarring te breken? En verkeert onze wereld in zo’n verstarring, waardoor revolutie de enige hoop is?
Behalve in situaties van diep ingevreten corruptie en systemische onrechtvaardigheid (zoals in de landen van de Arabische lente), wat is de winst van revolutie? Is tegenmacht niet een vruchtbaarder alternatief? Het is minder destructief, maakt beduidend minder slachtoffers, en is waarschijnlijk effectiever en creatiever, - althans, in een democratische orde.

Alle systemen in democratisch georganiseerde landen draaien op vertrouwen. (Dictaturen draaien op angst.) Vertrouwen in het financieel-economische systeem, in het rechtssysteem, in de democratie: het is cruciaal voor hun functioneren. Crises van de afgelopen jaren waren in de eerste plaats vertrouwenscrises. Gaat een dergelijke crisis diep genoeg, dan dwingt zij tot hervorming. En daar zit ook de effectiviteit van tegenmacht. Laten zien dat iets niet werkt of tal van negatieve gevolgen heeft, tast het vertrouwen aan.

Dit zou ook weleens het belangrijkste machtsmiddel van de Occupy-beweging kunnen zijn: een aanklacht belichamen, met impact voor het vertrouwen in het systeem. De onbetrouwbaarheid van het huidige financieel-economische systeem aan het licht brengen, manifest maken, tot het collectieve bewustzijn laten doordringen. De beweging stelt in staat tot focalisatie. Met name door de gevolgen die het systeem heeft voor individuele levens een veelkoppige stem te geven: we weten het wel, maar zolang het niet door een collectief aanhangig wordt gemaakt, lijkt het vooral een privé-kwestie.

Zoals acties van Greenpeace imagoschade teweeg kunnen brengen (zoals ten tijde van de Brent Spar actie), waardoor beoogde bedrijven gedwongen worden iets te doen, zo zouden manifestaties van de Occupy-beweging effect kunnen hebben in beslissingsprocessen, in de politiek en misschien zelfs in het bedrijfsleven.

Tegenover systemen die functioneren zonder menselijke maat, met louter aandacht voor statistieken, cijfers en grafieken, brengt de Occupy-beweging individuele levens in stelling en hoe zij getroffen worden door molochs, plus het creatieve verzet ertegen, - een tegenmacht die moeilijk valt te negeren, zeker wanneer zij voortduurt en zich alsmaar meer verspreidt, als een rizoom.