De Occupy-beweging, zoals die nu om zich heen grijpt, is een beweging zonder leiding en zonder eenduidig eisenpakket. Is dat een bezwaar? Het feit dat zij al enige weken van zich doet spreken en zich wereldwijd uitbreidt, geeft een aanwijzing voor een eerste antwoord: kennelijk niet.
Alleen al de volgehouden aanwezigheid van actievoerders op symbolische locaties heeft het nodige effect, waardoor hun zaak in de aandacht komt en blijft. Enigszins vergelijkbaar met de acties van Greenpeace: bearing witness, getuige zijn van onrecht, om zo een (milieu)probleem te laten zien, en er publiciteit aan te geven.
Het is als het stellen en uithouden van een vraag: ook al komt er niet direct een antwoord, het maakt wel dat je het onderwerp blijft onderzoeken. Een vraag blijkt veel vruchtbaarder dan een antwoord.
Om de kwestie open te houden, is het een voordeel dat de Occupy-beweging geen leider heeft, geen porte-parole, en geen eenduidig eisenpakket. Zo kan niemand het protest monopoliseren of simplistisch reduceren, - hetgeen zeker van belang is bij de problemen waar de Occupy-beweging aandacht voor vraagt: zij zijn complex en meer-dimensionaal. Elk simpel antwoord zou ongeloofwaardig zijn.
De kracht van de Occupy-beweging zit in haar ongrijpbaarheid als grassroots-beweging, die zich manifesteert als een rizoom, om een denkbeeld van Deleuze te gebruiken: een organisatievorm zonder aanwijsbaar centrum en zonder verticale directie, eerder een horizontale woekering, zich oncontroleerbaar uitbreidend, als onkruid in een tuin. In de woorden van Deleuze: "Een rizoom is een niet-hiërarchisch en niet-betekenisdragend systeem dat uitsluitend bepaald wordt door een circulatie van toestanden, zonder Generaal, zonder een organiserend geheugen of centrale automaat".
Anders dan bijeenkomsten van actiegroepen of politieke partijen ervaar ik de gezamenlijkheid op het Beursplein als een gebeurtenis in een publieke ruimte (in de zin van Hannah Arendt): in een tussenruimte, waarin de pluraliteit van mensen tot haar recht kan komen, - een ruimte, niet alleen om te ontmoeten, maar ook om met elkaar in gesprek te gaan, en om verschillen in belangen, perspectieven en opvattingen over samenleven in discussie te brengen. Basaal politiek dus, juist omdat een verscheidenheid aan mensen zich met elkaar druk maakt over hun leefwereld. Bijna nergens is zoiets te vinden.
Onvrede of verzet heeft zelden slechts één naam, en dat geldt zeker voor de ‘zaak’ van de Occupy-beweging. De motivaties voor sympathie of solidariteit zijn zeer uiteenlopend. Het zou fataal zijn wanneer deze diversiteit tot een eenheid zou worden gesmeed, zowel in denken als in organisatiestructuur. De Occupy-kracht zit niet in bundeling van krachten, maar in het uitspreiden ervan.
Door deze (non-)structuur blijft de Occupy-beweging méér dan een identificeerbaar incident dat eenmalig de kranten haalt, om vervolgens te worden overspoeld door nieuwe incidenten, alsof het nooit heeft plaatsgevonden.
Hoe lang zal het Occupy-rizoom effectief blijven? Tot de winter intreedt en het te koud wordt om nog langer actie te voeren in tentenkampen op symbolische plekken?
Gelukkig hangt het voortbestaan van de Occupy-beweging niet louter af van tentenkampen. Internet is het overkoepelende actieveld van deze protestbeweging. (Zelfs dit schrijfsel zou je er als onderdeel van kunnen zien.) Haar presentie, op het Beursplein bijvoorbeeld, staat niet op zichzelf, maar is virtueel verbonden met een netwerk dat oneindig veel verder reikt, - een ongrijpbare grootheid. Houdt het in Amsterdam op, dan gaat het elders verder. De diversiteit van het Occupy-rizoom, zowel qua standpunt als in locatie, wordt bijeengehouden én mogelijk gemaakt door een mondiaal medium. Een virtuele gemeenschap als broedplaats voor protest en solidariteit, en ook voor vernieuwing en initiatieven.
Het is niet duidelijk welke kant het op zal gaan. Ook over het belang ervan heerst onduidelijkheid. Sommigen bagatelliseren de boel. Anderen gaan heel ver in hun duiding (of is het hoop?). Zo spreekt een commentator in de Volkskrant zelfs over ‘revolutionaire dimensies’, en trekt hij een vergelijking met onrust aan de vooravond van de Franse Revolutie:
“De zogenoemde Occupy-beweging begint mondiale allures te krijgen. Het lijkt verstandig deze beweging, die weleens revolutionaire dimensies zou kunnen aannemen als de europroblematiek niet snel wordt opgelost, uiterst serieus te nemen.
De geschiedenis herhaalt zich nooit precies, en toch is er een zekere analogie met de beweging van de sansculotten, de ‘kleine luyden’ die de ruggengraat vormden van de Franse Revolutie. Enerzijds voelt men zich bedreigd door onzekerheid over zijn baan, zijn inkomen en carrière, inflatie, en een onbestemd gevoel van een op handen zijnde sociale crisis. Anderzijds is er de nieuwe geldadel van bankiers en financiële goochelaars, die bonussen en andere voordelen en privileges incasseren zonder dat de meerderheid van de bevolking hiervoor enige rechtvaardiging ziet. Het is het nieuwe Ancien Régime.” (Bernard van Praag in de Volkskrant van 21 oktober 2011)
Of deze vergelijking terecht is, zal de tijd leren. Dat er genoeg reden is en blijft voor de Occupy-beweging bewijst zich elke dag weer wanneer je de krant openslaat en leest over financieel-economische perikelen, van pensioenonzekerheid tot potten gevuld met miljoenen aan bonus voor bankiers en de aanhoudende Eurocrisis.
Het is de vraag of een rizoom de kracht van een revolutie kan hebben, zoals de Volkskrant-commentator suggereerde. Een andere vraag is of we op een revolutie zitten te wachten.
Sinds de Franse Revolutie behoort een totale omwenteling tot de politieke verbeelding, van zowel links als rechts. Het lijkt zelfs het summum van vernieuwing, - alsof er dan pas echt iets gebeurt. Maar is dat zo? Zijn revoluties niet vaak de enige mogelijkheid om uit een verstarring te breken? En verkeert onze wereld in zo’n verstarring, waardoor revolutie de enige hoop is?
Behalve in situaties van diep ingevreten corruptie en systemische onrechtvaardigheid (zoals in de landen van de Arabische lente), wat is de winst van revolutie? Is tegenmacht niet een vruchtbaarder alternatief? Het is minder destructief, maakt beduidend minder slachtoffers, en is waarschijnlijk effectiever en creatiever, - althans, in een democratische orde.
Alle systemen in democratisch georganiseerde landen draaien op vertrouwen. (Dictaturen draaien op angst.) Vertrouwen in het financieel-economische systeem, in het rechtssysteem, in de democratie: het is cruciaal voor hun functioneren. Crises van de afgelopen jaren waren in de eerste plaats vertrouwenscrises. Gaat een dergelijke crisis diep genoeg, dan dwingt zij tot hervorming. En daar zit ook de effectiviteit van tegenmacht. Laten zien dat iets niet werkt of tal van negatieve gevolgen heeft, tast het vertrouwen aan.
Dit zou ook weleens het belangrijkste machtsmiddel van de Occupy-beweging kunnen zijn: een aanklacht belichamen, met impact voor het vertrouwen in het systeem. De onbetrouwbaarheid van het huidige financieel-economische systeem aan het licht brengen, manifest maken, tot het collectieve bewustzijn laten doordringen. De beweging stelt in staat tot focalisatie. Met name door de gevolgen die het systeem heeft voor individuele levens een veelkoppige stem te geven: we weten het wel, maar zolang het niet door een collectief aanhangig wordt gemaakt, lijkt het vooral een privé-kwestie.
Zoals acties van Greenpeace imagoschade teweeg kunnen brengen (zoals ten tijde van de Brent Spar actie), waardoor beoogde bedrijven gedwongen worden iets te doen, zo zouden manifestaties van de Occupy-beweging effect kunnen hebben in beslissingsprocessen, in de politiek en misschien zelfs in het bedrijfsleven.
Tegenover systemen die functioneren zonder menselijke maat, met louter aandacht voor statistieken, cijfers en grafieken, brengt de Occupy-beweging individuele levens in stelling en hoe zij getroffen worden door molochs, plus het creatieve verzet ertegen, - een tegenmacht die moeilijk valt te negeren, zeker wanneer zij voortduurt en zich alsmaar meer verspreidt, als een rizoom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten