donderdag 17 september 2015

Vluchtelingencrisis en de kans op frustratie en ressentiment, als bedreiging van democratische politiek


Het valt niet te negeren: duizenden mensen kloppen aan de poorten van Europa om binnengelaten te worden. Vluchtelingen die een veilig heenkomen zoeken, en anderen, migranten, op zoek naar een betere toekomst. Kan Europa het aan? Rationeel bezien zeker; het zou vreemd zijn wanneer een continent met ruim een half miljard mensen niet een miljoen mensen in nood hulp zou kunnen bieden. Het feit dat een groot deel van de asielzoekers islamitisch is (de belangrijkste angst in deze crisis), hoeft geen probleem te zijn. Immers, degenen die naar Europa komen, vluchten juist voor de radicale ideologie van regimes aldaar; zo niet dan hoeven zij zich slechts aan te sluiten bij ISIS en vergelijkbare clubs, of hun heil te zoeken in Iran. Een ander rationeel argument is economisch: het komt een aantal West-Europese landen waarschijnlijk zelfs goed uit: verse arbeidskrachten, zeker met het oog op de vergrijzing.

Toch ben ik er niet gerust op. Enerzijds de vraag: wat zal er gebeuren wanneer hoopvolle vluchtelingen en migranten teleurgesteld zullen raken in hun verwachtingen. Wat als zij zonder werk blijven, niet kunnen doen waarvoor ze zijn opgeleid in hun land van herkomst, of hun kinderen niet de toekomst kunnen geven die ze voor hen hadden gehoopt? De kans dat sommigen van hen dan zullen radicaliseren is niet denkbeeldig. Maar is dat werkelijk reden genoeg om velen de toegang te ontzeggen?

Belangrijker, echter, is het anderzijds: de reactie op de komst van vluchtelingen en migranten. De groei van rechts-extremisme. Hoe irrationeel die reactie ook moge zijn, de kans is groot dat landen die te maken krijgen met een plotselinge toestroom van asielzoekers een sterke groei zullen zien van partijen à la PVV en Front National. Ook Duitsland zal er mee te maken krijgen, zeker nu de prognose is dat zo’n 800.000 vluchtelingen en migranten het land zullen binnenkomen. En behalve dat rechts-extreme partijen zullen groeien, is er ook de spin-off naar andere partijen die hun aanhang niet willen kwijt raken en ‘noodgedwongen’ zullen opschuiven, en aldus zorgen voor intolerantie en een verharding van het cultureel-maatschappelijke klimaat. (Denk aan de VVD hier te lande en aan de partij van Sarkozy in Frankrijk.) Nu reeds is het zo dat minachtende meningen, over moslims bijvoorbeeld, bon ton zijn geworden die twintig jaar geleden als intolerant zouden zijn opgevat.

Wat te doen? Het zou van wijsheid getuigen wanneer politieke partijen rekening zouden houden met de risico's van een al te ruimhartig of idealistisch toelatingsbeleid. Matiging zou verstandig zijn, evenals het tijd geven aan de bevolking om te wennen aan de komst van vluchtelingen en migranten (in plaats van het hen door de strot te duwen). Zonder draagvlak zal beleid dat ingrijpt in het leven van burgers verzet oproepen. En we hebben niet van doen met een natuurramp; iedereen weet dat. Laat politieke leiders dus open zijn over de verschillende aspecten van de zaak; een eenzijdige voorstelling van zaken werkt contraproductief. 

De belangrijkste bedreiging voor democratische politiek is ressentiment: het veralgemeende gevoel onrecht te worden aangedaan, waarbij meestal één bepaalde groep als schuldige wordt aangewezen, tezamen met handlangers. Het is een sentiment met een democratische dimensie: het gevoel slachtoffer te zijn van ongelijke behandeling speelt een cruciale rol, evenals de onmacht om er iets tegen te kunnen doen (terwijl een democratie dat wel belooft: gelijke behandeling en dat 'er iets aan gedaan wordt'). Als gevaar heeft het ook een signaalfunctie voor de politieke gezondheid van een samenleving.

Ressentiment, als een combinatie van wrok en miskenning, werkt als een gif. Een gif dat zich sluipend verspreidt. Het is niet (meer) voor rede vatbaar wanneer het diep invreet in het gemoed. Ressentiment introduceert haat en andere vormen van agressie als omgangsvorm jegens tegenstanders, die niet langer als andersdenkenden worden getolereerd (cruciaal voor een democratie), maar worden weggezet als vijanden. Dit wordt met name riskant wanneer het medestanders krijgt en collectieve vormen aanneemt. Politieke partijen die daar geen oog voor hebben en louter gaan voor de rationaliteit van argumenten graven hun eigen graf, en erger nog, dat van de politieke cultuur die zij verdedigen.

Wat betreft ressentiment lijken de radicalisering van migranten die teleurgesteld worden in hun verwachtingen en de radicalisering van gefrustreerde burgers sterk op elkaar. Rechts-extremisme en moslim-extremisme hebben in dat opzicht veel met elkaar gemeen en versterken elkaar. Aan weldenkende politici om er rekening mee te houden, willen we in de land blijven wonen met een min of meer gezond politiek klimaat. Frustratiemanagement zou agendapunt moeten zijn, minstens in de afwegingen.

Ressentiment is een politieke emotie, met gevolgen voor onderlinge verhoudingen en klimaat in een samenleving.

Voor mezelf gesproken, ik vrees de opkomst van rechts-extremisme (inclusief sluipende neveneffecten) meer dan de radicalisering van enkele teleurgestelde asielzoekers of migranten, omdat het eerste een langdurige invloed heeft op het hele politieke en culturele klimaat, inclusief de bereidheid om gastvrijheid te verlenen aan mensen in nood.

Door de huidige crisis dringt zich de vraag op: welke waarden willen we hooghouden, als land, als cultuur, als Europese beschaving? Veiligheid is niet het enige wat telt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten