Als het zo is dat we in een overgang leven naar een ander
tijdperk, is het dan niet zaak om een schifting te maken in het wereldnieuws? –
enerzijds gebeurtenissen die worden gemotiveerd door oud, traditioneel
gedachtegoed en anderzijds gebeurtenissen gemotiveerd door nieuw, zich
vernieuwend denken. Het zou betekenen dat niet alle gebeurtenissen hetzelfde
belang hebben; niet alles verdient dezelfde aandacht.
Sommige acties kunnen worden beschouwd als
achterhoedegevechten: pogingen om het aloude te laten overleven, of erger nog:
te laten herleven. (Ik denk aan conflicten die zijn ingegeven, gemotiveerd of gesanctioneerd door premodern gedachtegoed, zoals diep gewortelde tradities en oude religies.) Andere acties daarentegen zijn zwanger van
toekomst, zich aanpassend aan nieuwe omstandigheden (inclusief kennis en
ervaringen), met de intentie die omstandigheden mede te helpen vormgeven.
Uiteraard kunnen we de traditionalisten en hun acties niet
zomaar negeren. Het meest in het oog springend zijn jihadistische bewegingen, maar zij zijn niet de enige. Ze kunnen voor forse bedreigingen zorgen, én voor destructief
handelen, met zware schade voor mensen en hun wereld, - zoals we dagelijks
kunnen constateren in het mondiale nieuws (denk aan Afrika en het
Midden-Oosten).
Echter, krijgen deze conflicten niet teveel aandacht? Maakt
het stof dat traditionalisten doen opwaaien niet bijziend, waardoor we uit het
oog verliezen dat er ook heel andere dingen gebeuren? Ik denk aan innovaties op
allerlei gebied, uitdagende problemen met toekomst, experimentele
spiritualiteit. Kortom nieuws gemaakt door avontuurlijk ingestelde en
toekomstgerichte mensen die open staan voor hetgeen achter de ons bekende
horizon ligt.
Wanneer we al het nieuws op één hoop gooien, lijkt de wereld
het toneel voor een chaotische gelijktijdigheid aan gebeurtenissen, zonder enig onderscheid in belang
of betekenis. Wanneer we diezelfde situaties en gebeurtenissen bekijken door
een cultureel-evolutionaire bril, dan blijkt er wel degelijk onderscheid te
kunnen worden gemaakt.
Wat maakt dat we zo schuw zijn om de maatstaf van 'vooruitgang' aan te leggen wanneer we het wereldnieuws duiden? Is het geen vooruitgang wanneer de politieke arena in een land niet langer gedomineerd wordt door religie en wanneer er brede consensus is over de wenselijkheid van pluralisme? Is het geen vooruitgang wanneer een cultuur inzet op geboortebeperking, in plaats van een grote kinderschare te zien als een 'zegen van God' (met als gevolg een demografische tijdbom)?
Vatten we deze tijd op als een overgangsperiode, dan is de
vraag welk tijdsveld we uitzetten: binnen welke ontwikkeling is deze periode
een overgang? En welke verworvenheden rekenen we tot het basiskamp van waaruit we naar verdere, nog ongekende hoogten kunnen klimmen?
Waar het heen gaat is onbekend; veel zal afhangen van wat we zelf creëren. Wat heeft gemaakt dat we ons
opnieuw in een radicale overgangstijd bevinden, kunnen we wel bevroeden. Behalve politieke verworvenheden (zoals de democratische rechtsstaat, hebben we te maken met wetenschappelijke, technologische en economische revoluties die bezig zijn de menselijke conditie grondig te wijzigen, en dat wereldwijd.
Wat hierdoor problematisch is geworden zijn onze
referentiekaders. Wanneer we ervan uitgaan dat morele systemen,
levensbeschouwingen en religies geen eeuwigdurende entiteiten zijn, maar
cultureel-evolutionaire strategieën die ons helpen om ons aan te passen aan
onze omstandigheden, in de strijd om het bestaan en om een bloeiend leven te
leiden, dan zijn het deze referentiekaders die door grondige veranderingen in
de menselijke conditie niet meer adequaat zijn.
Millenniaoude referentiekaders worden getart én weren zich,
- referentiekaders die zijn gevormd in een periode die bekend staat als de
Spiltijd: tussen ca 800 en 200 voor onze jaartelling, de tijd waarin nieuwe
morele systemen, levensbeschouwingen en religies het licht zagen waar we nog
steeds mee te maken hebben (van Taoïsme en Boeddhisme tot Joodse profeten en
Griekse wijsgeren), plus hun erfgenamen (zoals Christendom en Islam). Waarheden
en waarden die toen zijn geijkt staan nu onder hoogspanning en zijn aan herziening
toe.
Het lijkt me daarom vruchtbaar om de huidige
overgangsperiode te karakteriseren als een nieuwe Spiltijd, een tweede. We
verkeren in een overgang naar nieuwe referentiekaders: andere morele systemen,
levensbeschouwingen die aangepast zijn aan deze tijd, misschien zelfs een
nieuwe generatie religies.
Zo bezien zijn er dus problemen en conflicten die bepaald worden door
referentiekaders die in hun voortbestaan worden bedreigd. Tegelijkertijd zijn
er ontwikkelingen waarin zich nieuwe vormen van denken, handelen en
spiritualiteit manifesteren, met de mogelijkheid van een andere toekomst; zij kunnen zorgen
voor andersoortige oplossingen. (Is ruim en creatief zicht op de toekomst mogelijk zonder dit onderscheid te maken?)
Dit betekent dat we onze aandacht niet alleen moeten laten
bepalen door terreur en bloedige conflicten, noch door wat nu in crisis heet te zijn: economisch, financieel, politiek,
demografisch, ecologisch, - om de belangrijkste te noemen. Aandacht zou ook
moeten uitgaan naar de referentiekaders van waaruit die conflicten en crises worden geduid en
van oplossingen worden voorzien. Sommige van die referentiekaders lopen op hun einde, ondanks verwoede
pogingen om ze te revitaliseren. Andere vergen innovatieve inzet, om zo ons
aanpassingsvermogen te optimaliseren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten